Translate

21 oktober 2005

Iphigenie

Even een stukje prachtige tekst van Goethe, dat hij laat uitspreken door Iphigenie in het eerste bedrijf van "Iphigenie auf Tauris". Een voorbeeld van toegepaste genealogie, wat ook "GIJS' geneaLOG" zou willen zijn.





Wohl dem, der seiner Väter gern gedenkt,
Der froh von ihren Taten, ihrer Größe
Den Hörer unterhält und still sich freuend
Ans Ende dieser schönen Reihe sich
Geschlossen sieht! Denn es erzeugt nicht gleich
Ein Haus den Halbgott noch das Ungeheuer;
Erst eine Reihe Böser oder Guter
Bringt endlich das Entsetzen, bringt die Freude
Der Welt hervor

19 oktober 2005

Dubbelgangers

Bemmelen, Johan Frans van, dierkundige (Groningen 26-12-1859 - Leiden 6-8-1956). Zoon van Jakob Maarten van Bemmelen, scheikundige, en Maria Boeke. Gehuwd op 8-7-1897 met Adriana Jacoba Paulus (1873-1945). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

De anthropoloog en zoöloog Prof. J.F. van Bemmelen uit Groningen, na zijn pensionering directeur van het Nederlandsch Bio-Genealogisch Instituut in Den Haag, heeft in de jaren '30 van de vorige eeuw een serie artikelen "Dubbelgangers" geplaatst in de krant Het Vaderland. Uit het verslag van een lezing haal ik het volgende aan:


"Dubbelgangers zijn afkomstig uit de afstamming van eenzelfde voorouder, langs verschillende lijnen, in verschillende generaties. Maar één bepaalde voorouder hebben ze gemeen. De gelaatsgelijkenis berust op overerving van de gemeenschappelijke voorvaderen. Niet slechts langs de zg. rechte lijn, de vaderlijke lijn, wordt ze aangebracht; biologisch toch zijn alle familielijnen gelijkwaardig en er is geen enkele reden om voorrechten toe te kennen aan de enige rechte lijn, omdat bij ons nu eenmaal het kind de naam van zijn vader draagt. De zogenaamde sprekende gelijkenis wordt overgebracht door personen, die zelf het type niet of veel minder vertonen, 't bekende verschijnsel van het overspringen, het atavisme. Maar op de regel van de overerving van gelaatstrekken zijn die sprekende gelijkenissen de uitzonderingen, de uitersten. "

De serie "Dubbelgangers" vind ik zelf zeer de moeite waard om te lezen en te bekijken. Dat de gepresenteerde voorbeelden gedeeltelijk ook familie van mij betreffen maakt het voor mijzelf des te leuker, maar zal aan uw plezier zeker niets afdoen.

17 oktober 2005

Wijnverlater

Een wijnverlater is niet iemand, die is opgehouden met drinken. Maar dat zult u kijkend naar dit plaatje ook niet hebben gedacht. Het is een beroep, waarbij wijnroeier precies hetzelfde betekent als wijnverlater. Onder mijn voorouders komt Willem van Santen voor, die in 1640 geboren is in Amsterdam. Zijn uit Wageningen afkomstige vader was daar kleermaker. Deze Willem was wijnverlater en ik wilde eens weten, wat dit beroep precies inhield. Tijdens een zoektocht op internet kwam ik ook terecht bij de levensbeschrijving van de dichter Jan Vos (geb. 1610/1611), die enige tijd wijnverlater was, eveneens in Amsterdam. Daar staat dit beroep ook beschreven, en omdat ik het zelf niet beter kan vertellen, neem ik het integraal over:
"Over de functie van de wijnroeiers worden we ingelicht door W.F.H. Oldewelt, Amsterdamsche Archiefvondsten. De werkzaamheden van een gesworen, d.i. beëedigde wijnroeier bestonden in het peilen met behulp van een roode of zwarte (al naar gelang de soort wijn) roede of peilstok van grote vaten wijn, olie of traan om daardoor in gevallen van twijfel of bij geschillen den inhoud daarvan volgens de maat der stad Amsterdam te kunnen vaststellen’. In Hobbema's tijd waren er zes; sinds 1655 zetelden ze in het wachthuisje op de Jan Rodenpoortsbrug; sinds 1659 in een ‘comptoir’ gelegen tegen de Nieuwe Kerk. De wijnroeiers of ‘wijnverlaters’ hadden geen vast traktement: de particulieren die van hun diensten gebruik maakten, moesten hun een som gelds betalen, die zij als persoonlijke verdienste in eigen zak mochten steken. Wie een stuk wou laten roeien, gaf dat aan op het kantoor, en dan werd tussen de zes geloot. Voorts werd er één maal per jaar een rondgang met een notaris en een deurwaarder gemaakt om bij alle wijntappers de aanwezige voorraden te peilen met het oog op de gewestelijke impost op de wijnen; hiermee waren enkele dagen gemoeid."
Het waren dus roeiers (=roerders) van wijn, maar mengen en versnijden hoorde er ook bij. Waarmee dat gebeurde, weet ik niet, maar naast andere wijnen kun je natuurlijk ook aan water en suiker denken. Glycol (antivries) zal toen nog niet hebben bestaan.

13 oktober 2005

De Etstoel

Wanneer u uit Drente komt, dan weet u vast wel, waar het hier over gaat. Voor alle anderen is hier een link, waar het uitvoeriger wordt uitgelegd. Om kort te zijn, de Etstoel was eeuwenlang het hoogste rechtscollege van Drente. Dit college bestond uit de Drost van Drenthe en 24 etten (gezworenen), met de landsschrijver als griffier, en een bijzitter of assessor. De etten werden gekozen uit de voornaamste ingezetenen en wel "uyt ieder dinxpel vier, wesende eygenerfde in den lande van Drenthe, loofweerdige mannen, sonder onderscheyt van edel ofte onedel, en behooren te connen lesen ende schrijven ende in eygendom te hebben een vierendeel waardeels ofte tenminste sijn goet 500 carolus guldens waert te wesen" (landrecht van Drenthe d.d.1614 art VII). Op 30 september 1791 werd de Etstoel vervangen door het Hof van Justitie, bestaande uit de Drossard en acht Raden.
In Anloo wordt jaarlijks een Etstoeldag gehouden. Daar worden dan ook historische rechtszaken in de juiste ambiance nagespeeld. Meer hierover op de
site van de Stichting Etstoel Anloo. Graag zal ik er een keer naar toe gaan. Hopelijk doet dan ook Harman Dassen uit Rolde mee. Hij leefde tussen ca. 1640 en 1710 en was niet alleen lakenkoper, maar ook ette. En als ik hem daar dan zie en ik roep "dag Opa" (want hij is per slot van rekening een van mijn voorvaderen), hoe zal hij dan reageren? Zich van zijn waardigheid bewust zijn en hooguit minzaam knikken, of enthousiast terugroepen: "Gloepens mooi je te zien m'n jong!"? Ik vermoed het eerste.

5 oktober 2005

Rijke stinkerds

In mijn voorgeslacht komen 'cleyne luyden', maar ook 'rijke stinkerds' voor. Zo'n mengsel maakt genealogie en misschien ook wel jezelf als persoon zo interessant. In mijn wezen bespeur ik beide kanten. Maar is 'rijke stinkerd' geen belediging? Eigenlijk niet, want bij leven waren deze mensen misschien wel rijk, maar ze stonken niet per sé. Hoewel, lichaamsreiniging was in vroeger eeuwen eerder uitzondering dan regel. De kleren werden veel vaker gewassen dan het lijf. Nee, het had te maken, niet met het leven, maar met de dood. De meer welgestelde inwoners werden tot ca. 1825 meestal begraven in grafkelders onder de zerkenvloer van de kerk . Vaak waren dat familiegraven. Zo heb ik bijvoorbeeld genoteerd uit het begraafboek van Zaltbommel in 1788: "Jonge Jouffr. van de Kamer legt bij de 3 Pylaar in het Zuiden in het familiegraf". Het spreekt vanzelf, dat het lichaam vrij snel tot ontbinding kwam, waarbij de typische lijkgeur ontstond. Deze was ook in de kerk te ruiken. Wat zei het kerkvolk dan? "Daar ligt weer zo'n rijke stinkerd!" Want de minder welgestelden werden buiten op het kerkhof begraven. Was er wat tegen die geur te doen? Zeker wel, pepermuntjes eten! Dat gaf een frisse smaak èn geur. Met name in de kerken van de Hervorming is dit nog steeds gewoonte. Wanneer de preek begint zie je de rollen pepermunt de rijen door gaan. Als je het langzaam in de mond laat smelten haal je met dat snoepje misschien net het einde van de preek. Grappig, hè? Nam niet menige vrouw ook een flesje Eau de Cologne mee naar de kerk? Het is maar mijn eigen theorie, maar zou de wierook tijdens de mis niet ook als luchtverfrisser hebben moeten fungeren?
Wanneer u hier klikt komt u terecht op de site "Graven op Internet - Een zoektocht naar de levens van Amsterdammers toegedekt door grafstenen in de Oude kerk van Amsterdam". Hoogst informatief, dus doen!

3 oktober 2005

Ik heb twee Buicks!

Echt waar, ik heb twee Buicks. Nee, jammer genoeg (?) geen auto's als deze. Een halve eeuw geleden was zo'n slee ook op de Nederlandse wegen niet onbekend. We zeiden er Bjoek tegen (Amerikanen spreken het geloof ik meer uit als Bjoe-ick), en deze Super Riviera Coupe uit 1953 was bijna even sjiek als een Keddillek. Nee, ik heb het over mijn voorouder Machtelt Buick (ook Buijck) en over ene Catharina then Buick, die beiden in mijn personenbestand zitten. Machteld is waarschijnlijk zo rond 1610 in het Amsterdamse geboren, Catharina was een tijdgenote van haar uit Wesel. Wat wil ik hier nou mee zeggen? Dat ik durf te wedden, dat een voorvader van de autofabrikant David Dunbar Buick een Nederlandse emigrant was en het onzin is zijn naam als Bjoek uit te spreken. Die auto's heten gewoon Buik! Heb ik dus toch een rijke oom in Amerika?

En hoe zit het dan met Citroën? Het is precies zoals mijn vader zei, toen hij met zijn gezin in een anthraciet-kleurige Citroën 11 'Traction Avant' (wat een geweldige auto!) omstreeks 1951 aan de grens kwam en daar uitvoerig werd gecontroleerd: "Dit is een citroen met vier kwasten".