De Ware Zuinigheid
Jan Fresemann Keppel Hesselink (1851-1928), wijnhandelaar, was lid van een rederijkerskamer. Zijn inderdaad zeer amusante lievelingsdeclamatie was
DE WARE ZUINIGHEID
Er liep op zekeren avondstond,
terwijl het maantje scheen,
een jongeling langs de straten rond,
nadenkend en alleen.
Het weer was fraai, geen windgesuis
verkoelde het avonduur.
"Ik ga heden niet naar het koffiehuis,
maar blijf in de natuur",
zo sprak hij: "Ik moet zuinig zijn,
zo iederen avond uit,
biljard en bier en kaart en wijn,
dat kost mij menig duit".
Zo wandelend in de maneschijn,
roemt hij zijn zuinigheid,
zijn tractement was bitter klein
en vorderde dus beleid.
Terwijl hij op een bankje zat
aan de oever van de Maas,
hoorde hij iets trippelen op het pad,
een zacht satijn geraas.
Een jonkvrouw, lief en schoon,
verscheen voor hem op 't gras.
Om haar gelaat een lokkenkroon,
alsof het een sylfide* was.
Een oesterschelpje scheen haar voet,
zo klein en toch zo net.
Als van Pepita's vlugge voet,
zo ook geleek haar tred.
Zij zweeft voorbij, hij volgt haar na
zo ieder paadje door.
Hij slaat haar lieve taille gâ
en kan niet van haar spoor.
Ten laatste fluistert hij zo teer:
"Mejuffrouw, zo alleen?"
Zij zegt gramstorig slechts: "Meneer!"
en zij verhaast haar schreen.
Hij loopt haar na en houdt maar aan
en fluistert zo beleefd:
"Mejuffrouw, mag ik niet naast U gaan"
tot zij hem antwoord geeft.
Dan verneemt hij tot zijn spijt,
zij komt van een vriendin,
zij wacht een uur reeds op de meid,
te lang toch naar haar zin.
Zo keuvelend mocht hij naast haar gaan
op het smalle middenpad.
Wandelen mocht hij met haar saam,
maar.... slechts tot aan de stad.
Daar zijn ze dan, hij kijkt en wacht,
zij geeft als afscheid hem haar hand.
Hij pakt die beet en drukt ze zacht
en kust ze zeer galant.
Weer zet hij zich op het bankje neer
en blikt op naar de maan.
Haar lief gelaat, zo schoon en teer
schijnt naast de maan te staan.
Hij zucht eens diep en mompelt zacht:
"Al duurt het ook een jaar,
zij vindt mij met mijn liefdessmart
steeds op dat bankje daar".
Als hij haar weer eens brengt naar stad
en zij weer lispelt "Ga",
dan zegt zij na zijn liefdesklacht:
"Nu vraag het aan Papa".
Er zijn nu twintig jaar voorbij,
Sofietje werd zijn ga,
en vaak denken zij nog allebei
die eene avond na.
Maar, als hij dan zijn tiental kinderen ziet,
de baker en de meid,
dan denkt hij: "Het was die avond niet
DE WARE ZUINIGHEID.
* sprookjesfiguur, goede luchtgeest, die de hogere waarde symboliseert
Bij de foto: De rederijker met zijn gezin bij zijn gouden bruiloft in 1925. Hij had weliswaar geen 10, maar wel 8 kinderen. Hij wist dus waarvan hij declameerde.