Translate

28 september 2008

NBAS

Wat heeft de NBAS, de Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden, die heeft bestaan van 1919 tot 1941, met genealogie te maken? Alles! Per slot van rekening zou ik zonder die bond zeer waarschijnlijk niet zijn geboren. Mijn ouders waren beiden enthousiaste en actieve leden, die bijvoorbeeld hebben meegeholpen bij de bouw van het NBAS Bondshuis in 1929/1930 in Oldebroek. Zij hebben elkaar bij die gelegenheden ontmoet. Het bewijs daarvoor vormen de foto's uit het album van mijn moeder, die ik kort geleden op internet heb geplaatst. Ontstaan als reactie op de eerste wereldoorlog kwam deze bond, die iedere leiding van volwassenen afwees, op voor een radikale vernieuwing van mens en samenleving. Geheelonthouding was geen doel, maar middel. Sport, roken, dansen en vrijen was taboe. Mijn ouders zijn meerdere jaren verloofd geweest, voor ze in 1936 trouwden. Zojuist schafte ik het boekje "Wij zijn jong, de aard' ligt open. NBAS tussen twee wereldogen" aan. Hierdoor hoopte ik beter te gaan begrijpen, wat mijn ouders dreef. Dat is ook vrij goed gelukt, het boek geeft veel achtergrondinformatie over de opvattingen en gedragingen van die tijd. Ook was er sprake van een radicalisering na 1930, wat zeker te maken had met de economische crisis. Heel veel namen van leden worden in het in 1969 verschenen boek niet genoemd (ook mijn ouders ontbreken), maar thuis werden toch vaak namen als Wim Thomassen (later burgemeester van o.a. Rotterdam) en Marius Maas genoemd, die ook aan dit boek hebben meegewerkt.

Wie meer over de NBAS wil weten kan zich wenden tot het NBAS archief. Het is geïnventariseerd. Bezoekadres: International Institute of Social History, Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam.

20 september 2008

100e geboortedag

Vandaag sta ik er speciaal bij stil, dat mijn moeder, over wie ik ruim 3 jaar geleden schreef in verband met haar 40e sterfdag, is geboren op 20 september 1908 in Scheveningen. Jawel, precies een eeuw geleden! Je bent pas echt dood, wanneer niemand meer aan je denkt.

Joosje van der Vliet, 2 jaar en 5 maanden oud. Zo gezien had mijn moeder mijn kleindochter kunnen zijn! Ik zie een duidelijke gelijkenis met Seb.

Soetje

Ik vertel roddels nooit twee keer, luister dus goed!

Van Soetje de Iongh (1853-1938), die getrouwd was met Jan Fresemann Keppel Hesselink, zijn enkele anekdotes bewaard gebleven, die het waard zijn hier verteld te worden:


Soetje ontving eens van Jeantine Viëtor een potje met zuur, ingemaakt door de huishoudster Brit. Het volgende briefje was erbij: "Lieve Soet, Brit maakte mij een lekker potje zuur, het is wel een beetje veel voor ons, daarom zend ik U er een weinig van. P.S. Pot terug s.v.p." Nadat Soet er wat van geproefd had, stuurde ze alles terug met het volgende briefje: "Lieve Jeantine, hierbij zend ik U de pot terug, benevens de smeerlapperij die erin zit, het is oneetbaar!!!" Jeantine stond bekend om haar zuinigheid, als het lekker was geweest had zij het niet weggegeven.


Soetje had een naaister, die regelmatig bij haar werkte. Eens was het erg laat geworden en bleef ze eten. Jan sneed het grote stuk vlees op een schaal in plakjes en gaf de schaal aan de naaister, waarop deze zei: "Nou meneer, U hebt een goed idee van mien moagen, maar ik zal het proberen", waarop zij de hele schaal op haar bord omkeerde.


Wanneer we het dan toch over anekdotes hebben, dan volgt er nog een van Soetje's schoonvader Herman Gijsbert Keppel Hesselink (1811-1888). Deze gaf jaarlijks een etentje voor de boeren pachters uit de omgeving van Renkum. Eens had hij bij ieder bord een half flesje wijn neergezet (hij was tenslotte wijnhandelaar). Tijdens het eten vroeg een der boeren: "En meneer Keppel, hoeveel wien groeit er nu wel per jaar op de wereld?" Hierop antwoordde Herman: "Er wordt per jaar zooveel wijn gemaakt, dat iedereen per dag wel een half flesje kan opdrinken". Hierop sloeg de boer met de vuist op tafel en zei: "Dan zou ik wel eens de smeerlap willen kennen, die elken dag mien fleske opzuupt."

13 september 2008

Mensenkennis

Willem Frederik Keppel Hesselink, alias Mr. Max

Een dezer dagen schafte ik antiquarisch het boekje "Hoe leer ik de mensen kennen?" aan. De ondertitel is "Gelaatskunde voor iedereen". De schrijver is Mr. Max en dat is ook de voornaamste reden geweest om het te kopen. Het is uitgegeven zonder jaartal door J. Philip Kruseman's Uitgeversmij. N.V., Den Haag. Uit de tekst maak ik op, dat het waarschijnlijk zo rond 1948 moet zijn verschenen. Ik vind het een vreselijk aardig boek, waarin hij vertelt, dat 30 jaar ervaring als karikaturist en als artist in binnen- en buitenland, het vele reizen en tien-jarige studie van de astrologie hem in staat hebben gesteld het menselijk gelaat te doorgronden. Een natuurlijke aanleg hiervoor was sinds zijn kinderjaren al duidelijk aanwezig.

Hij behandelt eerst de schedelleer of phrenologie. Hij onderscheidt ronde schedels, puntvormige schedels en putvormige schedels. Ongelovige mensen zouden in de regel een puthoofd hebben. Een recht voorhoofd wijst op een vast en hardnekkig karakter, terwijl vooruitstekende voorhoofden een kenmerk zijn van domheid, zwakheid en onnozelheid. En zo is er over de schedel nog veel en veel meer te zeggen. Zo ook over de ogen, de lippen, de oren, de neus, de mondhoeken, de kin, de oorlel ('hoe kleiner, hoe materialistischer'), wenkbrauwen, enz. Iedere vorm heeft daarbij een betekenis en de combinatie ervan maakt het pas echt interessant.




Heel aardig vindt ik ook het hoofdstuk over de mens van voren gezien, waarvan ik hier de tekeningen en de bijbehorende verklaring laat zien.

Ook behandelt hij nog de naturellenleer (de voedsel/voeding naturel, de bewegings naturel, de opname naturel en de mengvormen daarvan). Een huwelijk tussen gelijksoortige naturellen is niet goed.

Tenslotte behoort een goed gezicht aan de volgende eisen te voldoen:
a. Opvallende gelijkheid van de gezichtsafdelingen, voorhoofd, neus en kin.
b. Bij een horizontaal eindigend voorhoofd, bijna horizontale, flinke, gedrongen wenkbrauwen.
c. Ogen van lichtblauwe of lichtbruine kleur, die op geringe afstand op zwart gelijken en door de oogappel iets van een vijfde of vierde gedeelte bedekt worden.
d. Een neus met een brede, gelijkmatige, doch iets gewelfde rug. De neusvleugels moeten te zien zijn.
e. Een horizontale mond waarvan de bovenlip en de middellijn in het midden iets dieper inzinken en de onderlip niet groter is dan de bovenlip.
f. Een ronde, vooruitstekende kin.
g. Korte, donkerbruine haren, op de kruin in grote partijen bijeen komend.
N.B. Deze bovengenoemde eigenschappen verenigd, komen zelden voor.

Ik vind het een leuk en leerzaam boekje. Wat ik met deze kennis ga doen? Allereerst op mijzelf toepassen, want, zo zegt de auteur, de zelfkenner is de beste mensenkenner.

P.S. Wie heeft nog meer gegevens over Mr. Max en zijn werk? Graag reageren.

12 september 2008

Toby or not Toby

Daarstraks kreeg ik het volgende mailtje van mijn dochter: "...denk ga even kijken op de family blog of er wordt gesproken over Toby maar nee.... Seb had wel die eer! Schrijven maar!" Tja, daar heeft ze wel gelijk in. Seb is namelijk kleinzoon Sebastian Hermanus, die op 25 augustus 2 jaar jong is geworden. Inmiddels ziet hij er een beetje anders uit. Toby or not Toby, is dat de vraag? Helemaal niet, want daar is geen twijfel over mogelijk: Toby! Want op 15 augustus werd in Utrecht geboren Seb's broertje Tobias Patrick, kortweg Toby. De geboorte is zo vlot gegaan, dat hij op een onverwachte plek in huis is geboren. Dus niet in bed of bad, maar ergens daar tussenin. De naam Tobias was een week of wat voor de geboorte al genoemd in een droom, die onze oudste dochter (Toby's tante dus) had. Heel apart. De toevoeging Patrick is een vernoeming naar zijn Engelse overgrootmoeder Patricia, hoogbejaard inmiddels, maar ze doet, alsof ze een jonge meid is. Geweldig mens. Bij de naamgeving is verder helemaal niet gekeken naar namen van verre voorouders, maar het is dan wel toevallig, dat een van mijn overgrootouders een Tobias was, terwijl diens vader Hermanus heette! Wat dat betreft is er dus niets nieuws onder de zon. Na Sebastian hebben we er als grootouders een tweede hobby bij. En hobby's mogen, zoals we allemaal weten, geld en vooral veel tijd kosten.

4 september 2008

Cornelis Cruys, vice-admiraal

Cornelis Cruys heeft onder tsaar Peter de Grote carrière gemaakt in Rusland en het daar geschopt tot vice-admiraal. Voor zijn levensgeschiedenis verwijs ik naar Wikipedia. Graag wil ik het hebben over zijn beweerde Noorse afkomst, zonder daarnaar zelf primair onderzoek naar te hebben gedaan. Ik kom hierop door de boeken over de Vriezenveense Ruslui (zie het bericht van enkele dagen geleden).

Harmsen beschrijft in zijn boek van 1966 het leven van Cruys vrij uitgebreid en is het in principe eens met de stelling, dat hij in Stavanger (Noorwegen) is geboren en op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen. Als bron wordt het Nieuw-Nederlandse Biografische Woordenboek, deel IV (1918) door hem genoemd. De stichting van een Lutherse Gemeente te St. Petersburg door Cornelis Cruys wordt mede opgevoerd als argument voor een Noorse afkomst (de meeste Lutheranen zijn inderdaad te vinden in Duitsland en Skandinavië). Verder wordt melding gemaakt van een zoon Rudolph, die dan vernoemd zou zijn naar Cornelis' vader Ole (=Roelof). Deze trad in Deense staatsdienst.

Hosmar wijdt in 1976 een heel hoofdstuk aan Cornelis Cruys en is het voor wat betreft zijn afkomst grondig met Harmsen oneens. Voor hem staat vast, dat hij een onvervalste Nederlander was, afkomstig van Amsterdam. Hij wordt in het algemeen als Hollander aangeduid in de literatuur. Volgens zijn ondertrouwinschrijving in Amsterdam op 14 maart 1681 was hij "Cornelis Cruys, van Amsterdam, oud 24 jaar, varentman, wonende op de Oude Waal, ouders overleden". Hij overleed op 14 januari 1727 in St. Petersburg, maar werd geheel volgens zijn wens begraven in Amsterdam (in de Hamburger Kapel van de Oude Kerk). Tenslotte zouden documenten van het Centraal Staatsarchief van de Oorlogsvloot en van het Historisch Staatsarchief uitsluitsel geven over zijn nationaliteit: Nederlander.

Wat moeten we hier nu van denken? Vóór een Amsterdamse afkomst spreken de volgende omstandigheden:

1) Als genealoog met veel ervaring met Amsterdamse ondertrouwakten telt voor mij zwaar, dat erbij staat "van Amsterdam". In de regel betekent dit, dat de bruid(egom) in Amsterdam is geboren, maar zekerheid geeft dit niet. Wanneer je van de hypothese uitgaat, dat zijn vader Roelof heette, dan zou hij kunnen zijn gedoopt op 5 maart 1656 als zoon van Roelof Jansz, of op 10 december 1656 als zoon van Roelof Cornelisz (in die tijd was het heel gebruikelijk iemand bij zijn patroniem te benoemen, zelfs dan, wanneer er al sprake was van een vaste familienaam). Beide dopen Luthers.
2) Een zoon Roelof is gereformeerd gedoopt in de Noorder Kerk op 12 juli 1690.
3) Er zijn geen documenten, die aantonen, wanneer hij van Stavanger naar Nederland is gegaan.

Wat zou eerder duiden op een niet-Nederlandse (Noorse) afkomst?

1) Ik heb de Amsterdamse doopregisters uit de jaren 1655-1658 afgezocht naar dopelingen met de naam Cornelis of Kornelis. Dat waren er 383, maar geen enkele met de naam Cruys of iets wat daar op lijkt.
2) Bij de Lutherse dopen van zijn kinderen in 1682, 1684 en 1686 wordt zijn naam gespeld als Cruijtz, Cruijs, resp. Creus. In 1690 is het dan Kruijs. Dus niet altijd duidelijk op z'n Hollands.
3) De in 1690 gedoopte zoon Roelof trad in Deense dienst.

Al met al neig ik er toe, hem een Noorse afkomst toe te dichten. Dit wordt bevestigd door dit doorwrochte artikel (in het Engels). Het beste bewijs daaruit vormt het testament van Cornelis in 1698 voor een notaris in Amsterdam, dat toen ook in het Deens is vertaald (de officiële taal in Noorwegen), waarin hij zijn bezittingen in Stavanger opsomt. Zijn vader zou zijn geboren in Kruiseiland ten westen van Stavanger, vandaar de naam Cruys.

Hosmar zou nu ook hebben moeten toegeven, dat hij er in 1976 naast zat!

2 september 2008

Ex-gedetineerde

In het jaarboek CBG deel 45 is een lijst "De ontslagen gevangenen in de periode 1882-1890 zoals die werden opgenomen in het GEHEIM register" gepubliceerd. Daaruit was mij bekend, dat Adrianus van der Vliet, geb. Amsterdam 13-12-1840, enkele malen in de bajes had gezeten. Gisteren kwam ik erachter, dat via het Fries Fotoarchief naar foto's van de ontslagen gevangenen kan worden gezocht. Van daar uit wordt doorgelinkt naar het register. De beide kiekjes van Adrianus laat ik hierbij zien. De eerste is uit 1885, de tweede van begin 1887. In de registers staat het volgende:

VLIET, Adrianus van der, oud 44 jaar, kleermaker, ongehuwd, Protestant, geboren en laatst gewoond hebbende te Amsterdam, lang 1.64 meter, haar donker grijs, wenkbr. bruin, voorhoofd ovaal, oogen blauw, neus groot, mond gewoon, kin spits, baard zonder, aangezicht ovaal, kleur gezond. Werd veroordeeld: 14 November 1863 door den krijgsraad in de 3de militaire afdeeling, wegens misbruik van vertrouwen, 29 Maart 1871 en 22 April 1874 door de rechtbank te Amsterdam, 5 Mei 1879 en 19 Juni 1882 door het gerechtshof te Amsterdam, telkens wegens diefstal, respectievelijk tot 2 jaar gevangenisstraf, 7 maanden celstraf, 5 jaar en tweemaal 3 jaar gevangenisstraf. Hij wordt den 10 Mei a. s. uit de strafgevangenis te Hoorn ontslagen en zal zich ter ontvangst zijner uitgaanskas naar Amsterdam begeven. Zijn gedrag in de gevangenis was goed. Hij was als toezichter bij de kleermakerij werkzaam. Hij kan schrijven.




VLIET, Adrianus van der, oud 46 jaar, letterzetter, ongehuwd, Protestant, geboren en laatst gewoond hebbende te Amsterdam, lang 1.67 meter, haar en wenkbr. grijs , voorhoofd hoog , oogen blauw , neus en mond gewoon, kin rond, baard zonder, aangezicht ovaal, kleur gezond. Werd veroordeeld: 19 Juni 1882 en 15 Juli 1885 door het gerechtshof te Amsterdam wegens diefstal respectievelijk tot 3 jaar gevangenisstraf en 2 jaar celstraf. Hij wordt 16 Juni a. s. uit de strafgevangenis te Utrecht ontslagen en zal zich ter ontvangst zijner uitgaanskas naar
Amsterdam begeven. Zijn gedrag in de gevangenis was goed. Hij was als kleermaker werkzaam. Hij kan schrijven.

Mij valt op, dat Adrianus er op de tweede foto aanmerkelijk ouder uitziet. Ook moet hij grijzer zijn geworden. Verder werd er kennelijk niet al te nauwkeurig gemeten en was het moeilijk om van een kin te zeggen, of deze rond dan wel spits was. Deze week stond er in de krant, dat de overheid de recidive van criminelen wil verminderen. Adrianus leek mij ook een soort draaideurcrimineel. (Bestonden indertijd al draaideuren? Nee, die uitvinding is van 1888). Ook toen zal de overheid dezelfde ambitie hebben gehad.

Een en ander sluit aan bij mijn vrijwilligerswerk als bestuurslid van de Stichting Exodus.

Adrianus van der Vliet was de iets jongere broer van mijn overgrootvader Gerrit van der Vliet (1839-1906), timmerman te Amsterdam. Van hem bezit ik helaas geen foto. De braverik.