Translate

22 december 2008

Kerstwensen

In voorgaande jaren heb ik u goede Kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar gewenst vergezeld van een buitengewoon mooie foto, die ik had gevonden op bv. Flickr. Dit jaar maar eens eentje van eigen makelij, genomen vanuit het raam van mijn woonkamer in maart 2008. Zag het er toen niet sprookjesachtig uit? De goede wensen zijn er dus niet minder om, integendeel!

14 december 2008

Bomen

Ik heb wat met bomen. Gedeeltelijk zal dat genetisch zijn bepaald, want mijn grootvader Engbertus Hesselink (1879-1930) was houtvester en de directeur / oprichter van het Rijksbosbouwproefstation in Wageningen. Als wetenschapper wist hij echt alles van grove dennen, om maar eens wat te noemen. Maar bomen hebben, zoals wij allemaal weten, ook iets met genealogie te maken, stambomen zogezeid. Of boomstammen, zoals ik ze ook wel noem. Toen ik bijna 10 jaar geleden met een eigen website begon, had ik niet voor niets dit plaatje als logo gekozen

met als wapenspreuk: "Zonder mensen geen boom....." Is waar, toch? Op internet zocht ik zojuist naar iets vergelijkbaars om te kunnen gebruiken in de titel van GIJS'geneaLOG. Echt wat geschikts ben ik nog niet tegengekomen, maar ik vond wel bovenstaand heel grappig duoplaatje op dit weblog. Er worden spreekwoorden en gezegden uitgebeeld. De resolutie is niet geweldig, daarom is de tekst misschien niet goed leesbaar. Er staat: "Wat ben ik toch een boom van een kerel". Toen dacht ik: "Dat is precies ook, wat een stamboom is. Een boom van een kerel!" Zo'n vent was bijvoorbeeld Herman Hesselink (ca. 1619-ca. 1673), mijn oudst bekende voorvader in directe mannelijke lijn. Wist hij veel, dat hij uiteindelijk deze boom zou gaan opzetten? En als we het dan over het opzetten van een boom hebben, dan moet ik ook denken aan genealogische discussiegroepen, waar heel wat afgeboomd wordt. Een goed voorbeeld is soc.genealogy.benelux.

Zo, nu is eerst de kerstboom aan de beurt.

7 december 2008

Veldmaat, Veldmate, Veltmaat

Gisteren werd het boek "Veldmaat Veldmate Veltmaat - Vier stammen, één boek - Geschiedenis van een naam vanaf ca. 1600" gepresenteerd in Lochem en ik mocht erbij zijn. Het was een leuke bijeenkomst in 'De Veldmaat', waar het Historisch Genootschap Lochem-Laren-Barchem is gevestigd. Het boek is samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Veld(t)maat-krant. De initiatiefnemer Benny Veltmaat en auteurs Petra Veltmaat-van Hevele en Jacqueline Veltmaat hebben er een waar prachtwerk van gemaakt. Het beschrijft in deel I onder meer de mogelijke oorsprong van de familienaam (een maat is een stuk afgeplagde, met gras begroeide, afgerasterde heide). Die maat lag in het veld. De erop gebouwde boerderijen werden in dit geval Veldmaat genoemd. Daarnaast is er veel aandacht voor een aantal bijnamen van markante familieleden. Deel II geeft de eigenlijke familieoverzichten, waarbij getracht is alle mensen met de naam Veldmaat (en de genoemde spellingsvarianten) op te nemen. Dat is geweldig goed gelukt. Het betreft eigenlijk vier verschillende families (stammen), afkomstig van de boerderijen in Barchem (stam 1), Denekamp (stam 2), Haarle (stam 3) en Lochem-Laren (stam 4), waarvan Haarle verreweg de grootste is. Voor mijzelf is speciaal de uitgestorven stam Barchem interessant, want mijn overgrootmoeder Marthe Nicolette Veltmaat (1841-1940) stamde daarvan af. In mannelijke lijn is de familie al uitgestorven in 1920, toen Henri Veltmaat overleed in Langsa (Sumatra). Over hen had ik het al eens eerder.

Het boek van ruim 300 pagina's in grootformaat, met een uitgebreid register, is te bestellen via internet en kost deze maand €31,45 incl. verzendkosten.

Bij de foto: Marthe Nicolette van de Kamer-Veltmaat met achterkleinzoon Peter in 1938, toen zij 97 jaar oud was. De foto is bij haar thuis in Middelburg genomen.

23 november 2008

Harm Warrink, 100 jaar

Vandaag een heel bijzondere dag, want oom Harm (zwager van mijn moeder) is 100 jaar oud geworden en dat moest worden gevierd! Dat is gebeurd tijdens een gezellige bijeenkomst in Amstelveen, waar ook de burgemeester nog acte de présence heeft gegeven. Oom Harm is altijd een van mijn favoriete ooms geweest. Hij was vlot in de omgang, zat altijd vol creatieve ideeën en was een levensgenieter. Uit de vandaag uitgegeven "Reis door de tijd van Harm Hindrik Warrink" haal ik een paar (opmerkelijke) feiten aan. Hij is geboren in Hesingen, een dorpje in Duitsland net over de grens van Twente. Zijn ouders hadden daar een boerenbedrijf, maar Harm had geen zin in een boerenbestaan en koos voor een economische opleiding in Silezië. In 1929 kwam hij definitief naar Nederland, beleefde de armoede van de crisisjaren, toen hij diverse commerciële banen had. Op 13 september 1939 trouwde hij met Claudia van der Vliet, de jongste zus van mijn moeder. Uit dit huwelijk werden na de oorlog twee zoons geboren. In de oorlog werd hij opgeroepen voor de Wehrmacht en werd hij in Frankrijk gestationeerd. Als pacifist weigerde hij op mensen te schieten, terwijl hij heel goed wist, dat hij daarvoor executie riskeerde. Hij ontkwam daar echter wonder boven wonder aan en hij deserteerde tijdens paasverlof. Vervolgens dook hij onder bij een boerenfamilie in Wierden. Zijn alias: Henk Wandelaar. Na de oorlog startte hij uitgeverij 'Agraar' (agrarische tijdschriften) en later ook drukkerij en uitgeverij 'Interprint' in Deventer. Tenslotte werd hij ook nog oprichter en directeur van de EAC (Economische Automobiel Club). Hij heeft veel landen bezocht, was actief in de vrijmetselarij en voor D'66, had een passie voor natuurbeheer en dan vooral bomen en hij was een dierenvriend. Bovendien was hij ook nog genealogisch geïnteresseerd, getuige zijn getekende stamboom uit 1996.

Sinds enkele jaren is oom Harm opgenomen in een verpleegtehuis. Zijn lichamelijke gezondheid is uitstekend, maar er is weinig of geen verbaal contact mogelijk. Dat is ook voor hemzelf ongetwijfeld heel erg triest, want kletsen kon hij altijd als de beste!

28 september 2008

NBAS

Wat heeft de NBAS, de Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden, die heeft bestaan van 1919 tot 1941, met genealogie te maken? Alles! Per slot van rekening zou ik zonder die bond zeer waarschijnlijk niet zijn geboren. Mijn ouders waren beiden enthousiaste en actieve leden, die bijvoorbeeld hebben meegeholpen bij de bouw van het NBAS Bondshuis in 1929/1930 in Oldebroek. Zij hebben elkaar bij die gelegenheden ontmoet. Het bewijs daarvoor vormen de foto's uit het album van mijn moeder, die ik kort geleden op internet heb geplaatst. Ontstaan als reactie op de eerste wereldoorlog kwam deze bond, die iedere leiding van volwassenen afwees, op voor een radikale vernieuwing van mens en samenleving. Geheelonthouding was geen doel, maar middel. Sport, roken, dansen en vrijen was taboe. Mijn ouders zijn meerdere jaren verloofd geweest, voor ze in 1936 trouwden. Zojuist schafte ik het boekje "Wij zijn jong, de aard' ligt open. NBAS tussen twee wereldogen" aan. Hierdoor hoopte ik beter te gaan begrijpen, wat mijn ouders dreef. Dat is ook vrij goed gelukt, het boek geeft veel achtergrondinformatie over de opvattingen en gedragingen van die tijd. Ook was er sprake van een radicalisering na 1930, wat zeker te maken had met de economische crisis. Heel veel namen van leden worden in het in 1969 verschenen boek niet genoemd (ook mijn ouders ontbreken), maar thuis werden toch vaak namen als Wim Thomassen (later burgemeester van o.a. Rotterdam) en Marius Maas genoemd, die ook aan dit boek hebben meegewerkt.

Wie meer over de NBAS wil weten kan zich wenden tot het NBAS archief. Het is geïnventariseerd. Bezoekadres: International Institute of Social History, Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam.

20 september 2008

100e geboortedag

Vandaag sta ik er speciaal bij stil, dat mijn moeder, over wie ik ruim 3 jaar geleden schreef in verband met haar 40e sterfdag, is geboren op 20 september 1908 in Scheveningen. Jawel, precies een eeuw geleden! Je bent pas echt dood, wanneer niemand meer aan je denkt.

Joosje van der Vliet, 2 jaar en 5 maanden oud. Zo gezien had mijn moeder mijn kleindochter kunnen zijn! Ik zie een duidelijke gelijkenis met Seb.

Soetje

Ik vertel roddels nooit twee keer, luister dus goed!

Van Soetje de Iongh (1853-1938), die getrouwd was met Jan Fresemann Keppel Hesselink, zijn enkele anekdotes bewaard gebleven, die het waard zijn hier verteld te worden:


Soetje ontving eens van Jeantine Viëtor een potje met zuur, ingemaakt door de huishoudster Brit. Het volgende briefje was erbij: "Lieve Soet, Brit maakte mij een lekker potje zuur, het is wel een beetje veel voor ons, daarom zend ik U er een weinig van. P.S. Pot terug s.v.p." Nadat Soet er wat van geproefd had, stuurde ze alles terug met het volgende briefje: "Lieve Jeantine, hierbij zend ik U de pot terug, benevens de smeerlapperij die erin zit, het is oneetbaar!!!" Jeantine stond bekend om haar zuinigheid, als het lekker was geweest had zij het niet weggegeven.


Soetje had een naaister, die regelmatig bij haar werkte. Eens was het erg laat geworden en bleef ze eten. Jan sneed het grote stuk vlees op een schaal in plakjes en gaf de schaal aan de naaister, waarop deze zei: "Nou meneer, U hebt een goed idee van mien moagen, maar ik zal het proberen", waarop zij de hele schaal op haar bord omkeerde.


Wanneer we het dan toch over anekdotes hebben, dan volgt er nog een van Soetje's schoonvader Herman Gijsbert Keppel Hesselink (1811-1888). Deze gaf jaarlijks een etentje voor de boeren pachters uit de omgeving van Renkum. Eens had hij bij ieder bord een half flesje wijn neergezet (hij was tenslotte wijnhandelaar). Tijdens het eten vroeg een der boeren: "En meneer Keppel, hoeveel wien groeit er nu wel per jaar op de wereld?" Hierop antwoordde Herman: "Er wordt per jaar zooveel wijn gemaakt, dat iedereen per dag wel een half flesje kan opdrinken". Hierop sloeg de boer met de vuist op tafel en zei: "Dan zou ik wel eens de smeerlap willen kennen, die elken dag mien fleske opzuupt."

13 september 2008

Mensenkennis

Willem Frederik Keppel Hesselink, alias Mr. Max

Een dezer dagen schafte ik antiquarisch het boekje "Hoe leer ik de mensen kennen?" aan. De ondertitel is "Gelaatskunde voor iedereen". De schrijver is Mr. Max en dat is ook de voornaamste reden geweest om het te kopen. Het is uitgegeven zonder jaartal door J. Philip Kruseman's Uitgeversmij. N.V., Den Haag. Uit de tekst maak ik op, dat het waarschijnlijk zo rond 1948 moet zijn verschenen. Ik vind het een vreselijk aardig boek, waarin hij vertelt, dat 30 jaar ervaring als karikaturist en als artist in binnen- en buitenland, het vele reizen en tien-jarige studie van de astrologie hem in staat hebben gesteld het menselijk gelaat te doorgronden. Een natuurlijke aanleg hiervoor was sinds zijn kinderjaren al duidelijk aanwezig.

Hij behandelt eerst de schedelleer of phrenologie. Hij onderscheidt ronde schedels, puntvormige schedels en putvormige schedels. Ongelovige mensen zouden in de regel een puthoofd hebben. Een recht voorhoofd wijst op een vast en hardnekkig karakter, terwijl vooruitstekende voorhoofden een kenmerk zijn van domheid, zwakheid en onnozelheid. En zo is er over de schedel nog veel en veel meer te zeggen. Zo ook over de ogen, de lippen, de oren, de neus, de mondhoeken, de kin, de oorlel ('hoe kleiner, hoe materialistischer'), wenkbrauwen, enz. Iedere vorm heeft daarbij een betekenis en de combinatie ervan maakt het pas echt interessant.




Heel aardig vindt ik ook het hoofdstuk over de mens van voren gezien, waarvan ik hier de tekeningen en de bijbehorende verklaring laat zien.

Ook behandelt hij nog de naturellenleer (de voedsel/voeding naturel, de bewegings naturel, de opname naturel en de mengvormen daarvan). Een huwelijk tussen gelijksoortige naturellen is niet goed.

Tenslotte behoort een goed gezicht aan de volgende eisen te voldoen:
a. Opvallende gelijkheid van de gezichtsafdelingen, voorhoofd, neus en kin.
b. Bij een horizontaal eindigend voorhoofd, bijna horizontale, flinke, gedrongen wenkbrauwen.
c. Ogen van lichtblauwe of lichtbruine kleur, die op geringe afstand op zwart gelijken en door de oogappel iets van een vijfde of vierde gedeelte bedekt worden.
d. Een neus met een brede, gelijkmatige, doch iets gewelfde rug. De neusvleugels moeten te zien zijn.
e. Een horizontale mond waarvan de bovenlip en de middellijn in het midden iets dieper inzinken en de onderlip niet groter is dan de bovenlip.
f. Een ronde, vooruitstekende kin.
g. Korte, donkerbruine haren, op de kruin in grote partijen bijeen komend.
N.B. Deze bovengenoemde eigenschappen verenigd, komen zelden voor.

Ik vind het een leuk en leerzaam boekje. Wat ik met deze kennis ga doen? Allereerst op mijzelf toepassen, want, zo zegt de auteur, de zelfkenner is de beste mensenkenner.

P.S. Wie heeft nog meer gegevens over Mr. Max en zijn werk? Graag reageren.

12 september 2008

Toby or not Toby

Daarstraks kreeg ik het volgende mailtje van mijn dochter: "...denk ga even kijken op de family blog of er wordt gesproken over Toby maar nee.... Seb had wel die eer! Schrijven maar!" Tja, daar heeft ze wel gelijk in. Seb is namelijk kleinzoon Sebastian Hermanus, die op 25 augustus 2 jaar jong is geworden. Inmiddels ziet hij er een beetje anders uit. Toby or not Toby, is dat de vraag? Helemaal niet, want daar is geen twijfel over mogelijk: Toby! Want op 15 augustus werd in Utrecht geboren Seb's broertje Tobias Patrick, kortweg Toby. De geboorte is zo vlot gegaan, dat hij op een onverwachte plek in huis is geboren. Dus niet in bed of bad, maar ergens daar tussenin. De naam Tobias was een week of wat voor de geboorte al genoemd in een droom, die onze oudste dochter (Toby's tante dus) had. Heel apart. De toevoeging Patrick is een vernoeming naar zijn Engelse overgrootmoeder Patricia, hoogbejaard inmiddels, maar ze doet, alsof ze een jonge meid is. Geweldig mens. Bij de naamgeving is verder helemaal niet gekeken naar namen van verre voorouders, maar het is dan wel toevallig, dat een van mijn overgrootouders een Tobias was, terwijl diens vader Hermanus heette! Wat dat betreft is er dus niets nieuws onder de zon. Na Sebastian hebben we er als grootouders een tweede hobby bij. En hobby's mogen, zoals we allemaal weten, geld en vooral veel tijd kosten.

4 september 2008

Cornelis Cruys, vice-admiraal

Cornelis Cruys heeft onder tsaar Peter de Grote carrière gemaakt in Rusland en het daar geschopt tot vice-admiraal. Voor zijn levensgeschiedenis verwijs ik naar Wikipedia. Graag wil ik het hebben over zijn beweerde Noorse afkomst, zonder daarnaar zelf primair onderzoek naar te hebben gedaan. Ik kom hierop door de boeken over de Vriezenveense Ruslui (zie het bericht van enkele dagen geleden).

Harmsen beschrijft in zijn boek van 1966 het leven van Cruys vrij uitgebreid en is het in principe eens met de stelling, dat hij in Stavanger (Noorwegen) is geboren en op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen. Als bron wordt het Nieuw-Nederlandse Biografische Woordenboek, deel IV (1918) door hem genoemd. De stichting van een Lutherse Gemeente te St. Petersburg door Cornelis Cruys wordt mede opgevoerd als argument voor een Noorse afkomst (de meeste Lutheranen zijn inderdaad te vinden in Duitsland en Skandinavië). Verder wordt melding gemaakt van een zoon Rudolph, die dan vernoemd zou zijn naar Cornelis' vader Ole (=Roelof). Deze trad in Deense staatsdienst.

Hosmar wijdt in 1976 een heel hoofdstuk aan Cornelis Cruys en is het voor wat betreft zijn afkomst grondig met Harmsen oneens. Voor hem staat vast, dat hij een onvervalste Nederlander was, afkomstig van Amsterdam. Hij wordt in het algemeen als Hollander aangeduid in de literatuur. Volgens zijn ondertrouwinschrijving in Amsterdam op 14 maart 1681 was hij "Cornelis Cruys, van Amsterdam, oud 24 jaar, varentman, wonende op de Oude Waal, ouders overleden". Hij overleed op 14 januari 1727 in St. Petersburg, maar werd geheel volgens zijn wens begraven in Amsterdam (in de Hamburger Kapel van de Oude Kerk). Tenslotte zouden documenten van het Centraal Staatsarchief van de Oorlogsvloot en van het Historisch Staatsarchief uitsluitsel geven over zijn nationaliteit: Nederlander.

Wat moeten we hier nu van denken? Vóór een Amsterdamse afkomst spreken de volgende omstandigheden:

1) Als genealoog met veel ervaring met Amsterdamse ondertrouwakten telt voor mij zwaar, dat erbij staat "van Amsterdam". In de regel betekent dit, dat de bruid(egom) in Amsterdam is geboren, maar zekerheid geeft dit niet. Wanneer je van de hypothese uitgaat, dat zijn vader Roelof heette, dan zou hij kunnen zijn gedoopt op 5 maart 1656 als zoon van Roelof Jansz, of op 10 december 1656 als zoon van Roelof Cornelisz (in die tijd was het heel gebruikelijk iemand bij zijn patroniem te benoemen, zelfs dan, wanneer er al sprake was van een vaste familienaam). Beide dopen Luthers.
2) Een zoon Roelof is gereformeerd gedoopt in de Noorder Kerk op 12 juli 1690.
3) Er zijn geen documenten, die aantonen, wanneer hij van Stavanger naar Nederland is gegaan.

Wat zou eerder duiden op een niet-Nederlandse (Noorse) afkomst?

1) Ik heb de Amsterdamse doopregisters uit de jaren 1655-1658 afgezocht naar dopelingen met de naam Cornelis of Kornelis. Dat waren er 383, maar geen enkele met de naam Cruys of iets wat daar op lijkt.
2) Bij de Lutherse dopen van zijn kinderen in 1682, 1684 en 1686 wordt zijn naam gespeld als Cruijtz, Cruijs, resp. Creus. In 1690 is het dan Kruijs. Dus niet altijd duidelijk op z'n Hollands.
3) De in 1690 gedoopte zoon Roelof trad in Deense dienst.

Al met al neig ik er toe, hem een Noorse afkomst toe te dichten. Dit wordt bevestigd door dit doorwrochte artikel (in het Engels). Het beste bewijs daaruit vormt het testament van Cornelis in 1698 voor een notaris in Amsterdam, dat toen ook in het Deens is vertaald (de officiële taal in Noorwegen), waarin hij zijn bezittingen in Stavanger opsomt. Zijn vader zou zijn geboren in Kruiseiland ten westen van Stavanger, vandaar de naam Cruys.

Hosmar zou nu ook hebben moeten toegeven, dat hij er in 1976 naast zat!

2 september 2008

Ex-gedetineerde

In het jaarboek CBG deel 45 is een lijst "De ontslagen gevangenen in de periode 1882-1890 zoals die werden opgenomen in het GEHEIM register" gepubliceerd. Daaruit was mij bekend, dat Adrianus van der Vliet, geb. Amsterdam 13-12-1840, enkele malen in de bajes had gezeten. Gisteren kwam ik erachter, dat via het Fries Fotoarchief naar foto's van de ontslagen gevangenen kan worden gezocht. Van daar uit wordt doorgelinkt naar het register. De beide kiekjes van Adrianus laat ik hierbij zien. De eerste is uit 1885, de tweede van begin 1887. In de registers staat het volgende:

VLIET, Adrianus van der, oud 44 jaar, kleermaker, ongehuwd, Protestant, geboren en laatst gewoond hebbende te Amsterdam, lang 1.64 meter, haar donker grijs, wenkbr. bruin, voorhoofd ovaal, oogen blauw, neus groot, mond gewoon, kin spits, baard zonder, aangezicht ovaal, kleur gezond. Werd veroordeeld: 14 November 1863 door den krijgsraad in de 3de militaire afdeeling, wegens misbruik van vertrouwen, 29 Maart 1871 en 22 April 1874 door de rechtbank te Amsterdam, 5 Mei 1879 en 19 Juni 1882 door het gerechtshof te Amsterdam, telkens wegens diefstal, respectievelijk tot 2 jaar gevangenisstraf, 7 maanden celstraf, 5 jaar en tweemaal 3 jaar gevangenisstraf. Hij wordt den 10 Mei a. s. uit de strafgevangenis te Hoorn ontslagen en zal zich ter ontvangst zijner uitgaanskas naar Amsterdam begeven. Zijn gedrag in de gevangenis was goed. Hij was als toezichter bij de kleermakerij werkzaam. Hij kan schrijven.




VLIET, Adrianus van der, oud 46 jaar, letterzetter, ongehuwd, Protestant, geboren en laatst gewoond hebbende te Amsterdam, lang 1.67 meter, haar en wenkbr. grijs , voorhoofd hoog , oogen blauw , neus en mond gewoon, kin rond, baard zonder, aangezicht ovaal, kleur gezond. Werd veroordeeld: 19 Juni 1882 en 15 Juli 1885 door het gerechtshof te Amsterdam wegens diefstal respectievelijk tot 3 jaar gevangenisstraf en 2 jaar celstraf. Hij wordt 16 Juni a. s. uit de strafgevangenis te Utrecht ontslagen en zal zich ter ontvangst zijner uitgaanskas naar
Amsterdam begeven. Zijn gedrag in de gevangenis was goed. Hij was als kleermaker werkzaam. Hij kan schrijven.

Mij valt op, dat Adrianus er op de tweede foto aanmerkelijk ouder uitziet. Ook moet hij grijzer zijn geworden. Verder werd er kennelijk niet al te nauwkeurig gemeten en was het moeilijk om van een kin te zeggen, of deze rond dan wel spits was. Deze week stond er in de krant, dat de overheid de recidive van criminelen wil verminderen. Adrianus leek mij ook een soort draaideurcrimineel. (Bestonden indertijd al draaideuren? Nee, die uitvinding is van 1888). Ook toen zal de overheid dezelfde ambitie hebben gehad.

Een en ander sluit aan bij mijn vrijwilligerswerk als bestuurslid van de Stichting Exodus.

Adrianus van der Vliet was de iets jongere broer van mijn overgrootvader Gerrit van der Vliet (1839-1906), timmerman te Amsterdam. Van hem bezit ik helaas geen foto. De braverik.

28 augustus 2008

Ruslui












































Over de Ruslui had ik het voor het laatst op
1 december 2007. Vanaf ca. 1720 verkeerden Vriezenveners als handelslieden in het nieuw gebouwde Sint Petersburg. Velen zijn daar gebleven, velen zijn ook naar hun geboortedorp teruggekeerd. Sommigen zijn niet geslaagd, anderen hebben in de Russische metropool een fortuin vergaard. Een buitengewoon intrigerende episode in de Nederlands/Russische betrekkingen. Mijn voorouders hebben daar een belangrijke rol gespeeld. Overgrootmoeder Egberta Engberts (1853-1936) is in haar jonge jaren vaak in Rusland geweest. Haar kwartierstaat is hier te bekijken.

Nu ik de laatste weken antiquarisch nog enkele boeken heb aangeschaft, is een waar bibliotheekje over dit onderwerp ontstaan. Graag wil ik het u in chronologische volgorde laten zien:

Vriezenveners in Rusland, auteur D.G. Harmsen, 1966.
D.G. Harmsen was een van de laatsten, die nog persoonlijk aan de Russische handel heeft deelgehad. Hij beschrijft eerste kort de oude Moscovitische handel vanaf de middeleeuwen, gaat vervolgens nader in op de handel onder Peter de Grote (1682-1725) en diens speciale band met Holland. Daarnaast beschrijft hij het ontstaan van de Hollandse kerk in Sint Petersburg. Vanaf rond 1720 worden Vriezenveners in Sint Petersburg aangetroffen, zowel handwerkslieden als kooplui. Een groot aantal namen laat hij de revue passeren. Speciale aandacht is er voor de bouw van een nieuwe kerk in 1834 met 372 zitplaatsen. Dan beschrijft hij de diverse Vriezenveense firma's, wie er gewerkt hebben en welke activiteiten ontplooid werden. Tenslotte een situatieschets van na de revolutie in 1917. Al met al een informatief geschiedkundig boek met een aantal portretten en foto's van Sint Petersburg.

Vriezenveense Rusluie in het rijk der tsaren, auteur J. Hosmar, uitgeverij Witkam, 1976.
Hier wordt vooral ook ingegaan op de kontakten tussen de Vriezenveense kooplieden en de hoge Russische adel, incl. de tsaar. Ook beschrijft hij de opmerkelijke carriere van Wicher Berkhoff, die chef van de marinewerven in Kroonstad werd. Daarnaast waren Vriezenveners actief in de walvisvaart. Aardig is het hoofdstuk over Vriezenveense typen in Sint Petersburg. Uitvoerig worden de ontwikkelingen in 1917 beschreven aan de hand van een dagboek, dat de auteur in dit jaar had bijgehouden. Een echt ooggetuigeverslag van de dramatische gebeurtenissen tijdens de Rode Revolutie. Het boek wordt afgesloten met een overzicht van Vriezenveners, die in Rusland verbleven.

De Ruslandvaarders, auteur J. Hosmar, uitgave Europese Bibliotheek, 1986.
Het is een soort aanvulling op het voorgaande boek van dezelfde auteur, waarbij nog meer de nadruk op de lotgevallen van de Vriezenveners wordt gelegd. De reisroute naat Sint Petersburg wordt beschreven, de reis duurde ca. 14 dagen. Veel foto's en illustraties en correspondentie uit de 19e eeuw. De handelspraktijken komen aan bod, evenals een kroniek van de familie Engels. Ook werkten Vriezenveners in de zoutmijnen in Zuid-Rusland. Aandacht ook hier voor Wicher Berkhoff, de Hollandse kerk, het kerkelijk leven en naamlijsten van predikanten en kerkenraadsleden. Vele Vriezenveners trouwden met Russische vrouwen. Het boek besluit met een persoonlijk relaas van een aantal direct betrokkenen. Een zeer interessant boek.

In draf naar Petersburg, auteur Dirk Willem Rosie, Dagblad Tubantia, 1992.
Verslag van een gereconstrueerde reis per koets, vergezeld door een vrachtauto, van Vriezenveen naar St. Petersburg in de zomer van het jaar 1992. De gevolgde route was precies dezelfde als in 1826. Die staat getekend op het omslag van het boek "De Vlämische Strasse" (zie verderop). Het is een met humor geschreven verslag geworden, bv. over de hobbelende binnenwegen van Oost-Duitsland en de daarbij behorende mensen. Hans en Grietje in Letland. Een welkomstfeest in de Russische grensplaats Lomonosov. Na 4 weken was het doel bereikt. Het boek eindigt met: "Onze reis was een mengsel van heel veel 'gute Laune' en een beetje frustratie. We hebben bovenal plezier gehad Met elkaar, met vrienden en sponsors (soms is dat hetzelfde), met Russen en Balten, Polen en Duitsers. En we hebben elkaars handen gedrukt toen de koets halt hield achter de Hermitage".

Opkomst en ondergang van de Vriezenveense Ruslui, auteur Karina Meeuwse, Bruna Uitgevers, 1996.
Karina Meeuwse maakte een gedramatiseerde documentaire "De Ruslui", die ook op de Nederlandse televisie is vertoond. Ze had nog zo veel materiaal over, dat ze besloot een boek te schrijven over de Vriezenveense handelsfamilies in St. Petersburg 1720-1920, zoals de ondertitel luidt. Ze verhaalt over de gewone mensen aan de hand van brieven, dagboeken en andere bronnen. Het is natuurlijk voor mijzelf erg aardig, dat het gezin Engberts een prominente plaats inneemt. Hier gaat het echt over de families en hun betrekkingen tot Rusland en het thuisdorp Vriezenveen. Met alle menselijke drama's van dien. Ziekte, verdriet, angst. Maar ook van grote successen en rijkdom. De film is mooi, het boek niet minder. Aan het eind heeft de auteur schema's van de stamboom Engberts en de stamboom Kruys opgenomen. Een favoriet boek van mij.

De Vlämische Strasse. Ambulante handel uit de Kempen, Westfalen en Vriezenveen tot in Rusland. Diverse auteurs, 2004.
Een fraai uitgevoerd boek met vele kleurenfoto's over de handel van de Teuten, Tödden en Vriezenveners. De Teuten kwamen uit de Kempen, die al aan ambulante handel deden in de 16e eeuw. De Tödden kwamen uit de streek rond Lingen en Osnabrück. Uitgebreid wordt ingegaan op de sociale structuren en ook komen de verschillen aan bod. Het boek besluit met een hoofdstuk over de ontwikkelingen in Rusland in de voorbije eeuwen. Een zeer uitgebreid en informatief boek, een aanrader voor iedereen, die in Russische cultuur, handel en geschiedenis is geïnteresseerd.

Herinneringen aan Rusland, auteur Egbert Engberts, Atheneum - Polak en Van Gennep, 2004.
De vader van de schrijver was een halfbroer van mijn overgrootmoeder Egberta Engberts. Eigenlijk had het boek moeten heten "Herinneringen aan St. Petersburg", want het speelt zich allemaal in die stad af. Het is een ontroerend boek, waar de liefde voor Rusland en de russische manier van leven vanaf druipt. Met veel gevoel voor details wordt het leven in de stad geschetst (we hebben het over de decennia rond 1900). De gebruiken en levenswijsheden van de Russen komen uitvoerig aan bod. Het moet voor Egbert Engberts echt een ramp zijn geweest, dat hij gedwongen werd St. Petersburg en het leven daar vaarwel te zeggen. In zijn jaren daarna heeft hij veel tegenslag gehad. Een prachtig boek, niet alleen over de Ruslui, maar vooral ook over de Russen.

17 juli 2008

Bronvermeldingen

Manneken Pis: Ook een soort bron. Primair of secundair?


Het is 'not done' genealogische gegevens te publiceren zonder bronvermeldingen. In de wetenschap is dit een doodzonde, en genealogie is een hulpwetenschap. Wanneer die bronnen van 'primaire' aard zijn, dan is er niet zo veel aan de hand, wanneer deze in de publicatie achterwege blijven. Primaire bronnen zijn bijvoorbeeld de burgerlijke stand (BS), zoals geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten, maar ook de zg. DTB gegevens kunnen daartoe worden gerekend (dit zijn de doop-, trouw- en overlijdensregisters uit de tijd, voordat Napoleon het in ons land voor het zeggen had. Zeg maar 1811). Wanneer je schrijft, dat Pieter Jansen op 23 april 1712 is gedoopt te Leiden, dan kan iedereen dat in principe in het doopregister nakijken. Tenzij de informatie afkomstig is uit bv. een aantekening in een familiebijbel. Dan is het zaak dat te vermelden. Hetzelfde geldt voor gegevens ontleend aan 'secundaire' bronnen, zoals rechterlijke archieven, notariële archieven, waterschapsarchieven, etc.

Hoe zit het met gegevens, die van het internet zijn geplukt? Er zijn ontelbare sites te vinden, die genealogische gegevens bevatten. Je kunt daar voor je eigen gegevensbestand dankbaar gebruik van maken. Indien je deze gebruikt voor je eigen website, moet je dan je bron vermelden? Velen vinden van wel. Ik ken zelfs genealogen, die zich zo ergeren aan het gebruik van hun vaak in moeizame, jarenlange kleinarbeid vergaarde kennis, zonder dat de bron (website) wordt aangegeven, dat zij hebben besloten zulke pareltjes maar helemaal niet meer via het internet aan de wereld te tonen. Zo willen zij voorkomen, dat anderen met hun veren gaan pronken (uit eigen ervaring weet ik, dat je het meest trots bent op juist die gegevens, die heel moeilijk te vinden, cq te reconstrueren waren). Je kunt daar zeker begrip voor hebben, maar of het altijd terecht is?

Door het noemen van de resultaten van je onderzoek op een website worden deze als het ware publiek eigendom. Daar is niets mis mee. Iedereen mag daar verder gebruik van maken. Gebruik, geen misbruik. Onder gebruik versta ik, dat het een kwestie van geven en nemen is. Je gebruikt wat anderen hebben gevonden, maar je stelt ook je eigen onderzoeksresultaten aan de wereld ter beschikking. Op die manier wordt de totale kennis op een hoger plan gebracht. Van misbruik is naar mijn mening sprake, wanneer iemand alleen maar gegevens van het internet zuigt, zonder daar iets (gelijkwaardigs) tegenover te stellen. Al helemaal, wanneer in zo'n geval de bronvermelding achterwege blijft.

Mijn database bevat gegevens van zeer diverse kwaliteit, van hoogst speculatief tot absoluut bewezen. Toch heb ik ooit besloten mijn gehele gegevensbestand openbaar te maken. Wel waarschuw ik er uitdrukkelijk voor, niets te gebruiken voor uw eigen bestand, zonder mijn opinie te vragen over de betrouwbaarheid van het materiaal. Ook kunt u vragen naar de door mij gebruikte bronnen. In veel gevallen zal ik u die kunnen noemen, maar soms sta ik met de mond vol tanden. Dan weet ik het zelf niet (meer). Vooral in het begin van mijn onderzoek heb ik veel fouten gemaakt door niet fatsoenlijk te noteren, waar ik iets heb gevonden. Maar ook dat zal ik u dan zeggen.

Concluderend ben ik van mening, dat het in de genealogie een kwestie is van geven en nemen. U kunt van mij verwachten, dat ik alle nieuwe door mij vergaarde gegevens ook verder ter beschikking stel, onafhankelijk daarvan, hoeveel moeite het mij heeft gekost (mijn database ist wel dringend aan een update toe!). Van uw gegevens zal ik heel graag gebruik blijven maken en ik zal daar op aanvraag ook verantwoording over afleggen. En het belangrijkste bij het onderzoek van een ieder: Noteer de bron!! Uiteraard geldt voor uw publikatie in boekvorm of als tijdschriftartikel of hoe dan ook: Weet zeker, dat alles door bronnen gedekt is. Bronnen, die u zelf hebt geverifieerd.

2 juli 2008

Luctor et Emergo

In juni viel er op GIJS'geneaLOG niets nieuws te beleven. Mijn vrouw en ik waren praktisch de hele maand in West Zeeuws-Vlaanderen, waar wij al heel lang niet meer waren geweest. Wij genoten niet alleen van het strandleven en de scheepvaart op de Westerschelde, maar ook van gehuchten als Turkeije en Moddergat, dorpen als IJzendijke en Groede en stadjes als Sluis en Aardenburg. Van archiefonderzoek heb ik mij verre gehouden, maar er was tijd genoeg om gedurende onze omzwervingen te mijmeren over mijn Zeeuws-Vlaamse voorouders, die in mijn kwartierstaat in beeld komen via Anna Maria van Cruyningen. Zij is zelf in of rond februari 1788 te Middelburg (Walcheren) geboren, waar haar vader Jacobus van Cruyjningen op de hoek van de Goese Koremarkt en de Korendijk meester-bakker was. Hij echter was geboortig van Groede, dat in de buurt van Breskens ligt. In 1769 wordt hij in een notariële akte te Oostburg "ondertrouwd jongman" genoemd, maar de naam van zijn aanstaande heb ik nog niet kunnen achterhalen. Het is best mogelijk, dat zij kort daarop is overleden. In 1786 hertrouwde hij de Duitse weduwe Wilhelmina Caecilia Grambusch, die in 1751 in Wickrath, niet ver van Mönchengladbach, is geboren. Hoe zij in Zeeland verzeild raakte is mij niet bekend. Anna Maria stamt uit dit huwelijk. De stamreeks Van Cruyningen is tot ca. 1570 te volgen en loopt van Groede via de plaatsjes Zuidzande en Cadzand naar Kruiningen (Zuid-Beveland). Andere Zeeuws-Vlaamse voorouders van Jacobus van Cruyningen (en dus van mij) betreffen de namen Van Dijke te Breskens en Groede, Van Dale en Zutterman te Aardenburg, Sohier en Aillie te Groede, om maar enkele te noemen. Al met al een niet onaanzienlijk clubje mensen uit deze streek. Aan Martina Baden moest ik denken, toen wij in Sluis onze ogen uitkeken. Voor nadere gegevens over hen verwijs ik naar de database.

Wie zoekt naar voorouders uit Zeeuws-Vlaanderen kan uiteraard terecht op de site
Zeeuwen gezocht (waar tegen het eind van dit jaar ook de doop-, trouw- en begraafgegevens tot 1811 te vinden zullen zijn, voor zover deze niet verloren zijn gegaan), maar vooral ook eens kijken op de genealogische website van Huib ('Grijsbaard') Plankeel, die bekend is als Breskens-specialist, maar ook veel informatie heeft over de bewoners van naburige plaatsen.

Tenslotte spreekt mij als genealoog de Zeeuwse wapenspreuk Luctor et Emergo zeer aan. Ook in mijn hobby is het maar al te vaak worstelen geblazen, maar als je weer boven komt, dan kraait de victorie! Die, zoals u weet, in Alkmaar begint. Daarmee ben ik weer terug. Het was een leuke vakantie.

20 mei 2008

Age Volkerts

Bron afbeelding hiernaast: Atlas van Stolk (zoek op "Volkerts").

In december 2005 vertelde ik u over de kostschoolhouder Tobias Phillipson (overl. 1804) uit Naarden en over Age Volkerts, een van zijn leerlingen. Leest u dat nog even na. Vandaag heb ik vier tekeningen van Age verworven, die ik hierbij toon. Het is toch heel bijzonder, dat een vrij groot aantal van deze prenten uit zijn schriften bewaard is gebleven. Niemand weet, wie Age Volkerts was, in de archieven is hij tot op heden niet opgedoken. Maar een goede en ijverige leerling was hij beslist. Dit soort materiaal maakt genealogie natuurlijk veel leuker dan alleen maar het verzamelen van namen, plaatsen en data. De komende tijd ga ik er in ieder geval eens lekker van genieten en zie voorvader Tobias in mijn fantasie bezig met zijn jongens daar in de Schipperstraat. Als hij Age maar niet op de vingers tikt!



10 mei 2008

Herman Hesselink vertelt

Dit is de titel van het gedeeltelijk autobiografische boek over het leven van mijn vader. Het is gepresenteerd op 1 mei 2008 tijdens een druk bezochte bijeenkomst in "Railzicht" te Amersfoort. Waarom toen en daar? Het was de 100e geboortedag van mijn vader en de plek naast het spooremplacement is in de jeugd van mijn vader belangrijk geweest. Hij ging daar in zijn tienerjaren, vaak samen met zijn vriend Hein Nieweg, dagelijks naar de treinen kijken. Per slot van rekening woonde hij op enkele honderden meters daarvandaan. Het boek van 144 bladzijden is verschenen bij uitgeverij De Alk en heeft ISBN 978 90 6013 299 9. Het is verkrijgbaar bij de boekhandel en kost € 24,90. De samenstelster is Willy Hesselink-Schraa, de weduwe van mijn vader. Hij heeft haar een groot deel van de tekst op band gedicteerd tijdens de laatste jaren van zijn leven. Hij stierf in januari 2003.

Het is een kijk- en leesboek geworden, met honderden foto's van zijn familie, zijn werkzame leven en natuurlijk zijn hobby en passie: alles wat met vervoer per spoor te maken heeft. Het geeft op die manier een goed beeld van een bijzondere man, sociaal bewogen, volkomen integer, gevoelig en verstandig. Een harde werker. Verder een geweldig fotograaf en een onderhoudend auteur met een verbazingwekkend geheugen voor namen, plaatsen, feiten. Hij was een icoon in de wereld van de treinenthousiastelingen en schrijver van een groot aantal boeken en andere publicaties. Hij beschrijft zijn jeugdjaren in Voorthuizen en Amersfoort, zijn opleiding tot werktuigbouwkundige aan de MTS te Dordrecht, zijn werk bij Werkspoor, Allan, de EDS, de TET en de NWH. Zijn gezin wordt daarbij niet vergeten. Daarna komt zijn levensfase als gepensioneerde aan de orde, zijn reizen, zijn kinderen en kleinkinderen. Voor wie dit boek bedoeld is? Natuurlijk voor familie, maar evengoed voor iedereen, die hem persoonlijk heeft gekend of die hem achteraf wil leren kennen. Treinfanaat of niet.

29 april 2008

Slaven

Dit is Cape Mount aan de kust van Liberia in West-Afrika, ongeveer 100 km ten noordwesten van de hoofdstad Monrovia. Is de baai met de smalle ingang niet een geweldige, beschutte plek om met je schip aan te leggen of voor anker te gaan? Dat is ook precies, wat mijn voorvader Aart van de Kamer deed op 27 april 1777 als schipper van "De Verre Keyker". Hij had er net een voorspoedige reis van drie maanden opzitten, toen hij hier aankwam. Hij zou er een week blijven, zoals blijkt uit de brief, die hij hier vandaan schreef aan zijn vrouw Johanna de Bruijne, die in Vlissingen was achtergebleven. Ik laat de tekst van de brief hier volgen:


"Zielsbeminde vrouw & kinders.

twijffele niet of u sult mijn brief van den 30 januarij met van de water wel ontfangen hebben. ik heb de heele uijtreijs tot heede toe fris en gezond geweest maer bedroft weer gehad somtyds. Dees dage & nagte all t volk in de Cajuyt geloogeert dat geen Luyken open konde dar zoo veel waater op t dek had. voor t overige heb niet minste ongeluk gehad van iets te verliesen of te breeken, en ben hier den 27e deezer ten anker gekomen en tot heede nog geen een ziek zoo dat de meester ’t makkelijkste bandje heeft dat mijn wel aanstaad. ik wensch dat ueds mijn lieve vrouw & kinders een volmaakte gezondheit zult genieten. De voorpaase was reedelijk maer de 2e paasdag zeer droog. zonder negotie Eijers of paasbrood dog patientie wij kunnen t zoo niet hebbe als bij moeder. ik verlang na een brief van ueds, en hoop deezen zal ued wel ter hand komen; hoope mijn klijn pietje sal ook wel sijn mijn dunkt ik hoor hem hier ba ba roepen. Nu moeder lief zyt wel te vreede. hoop deeze zal ued wel gaan ende ik zal geen occasie verbeijde om te schrijve; groet onse oude moeder en Broes en Zusters Ooms & moeijens Nigtens & neefs Bommel vader & moeder en alle vrienden die ued vriendschap bewijsen & Juffr Johan Chr Hellemans. ik brief aff de tyd roept mijn ik ga van de nagt hier van daen als God blieft. zyt wel te vreede leeft vergenoegt ik zal te alle occasie schrijve, en ...naaste aan broer Willem de Bruijne groet onse buuren.

Veel Gelieffde vrouw & Kinders

Ueds Getrouwe man tot de dood

AVDKamer

Caap monte in t schip De Verre Keyker den 31 maart 1777.

Kust de kinders & pietje genagt als u Juultje(? moeilijk leesbaar) Lieft vaart wel moeder lief ik leg hier nog de negotie is goed den 2 april 1777 God bewaart ued"

Aart was toendertijd 32 jaar oud en vader van drie jonge kinderen, waaronder Pieter, een baby van bijna 6 maanden. Hij heeft het verder over de negotie (handelswaar). Waaruit die bestond? Zeer waarschijnlijk uit textiel, geweren, buskruit, jenever, gereedschappen, kralen en spiegels. Deze werd in West-Afrika door handelsagenten in ontvangst genomen en wat kreeg de schipper ervoor terug aan boord? Slaven! Die werden eerst medisch gekeurd en vervolgens gebrandmerkt. Op de heenreis had de scheepstimmerman waarschijnlijk een extra tussendek laten timmeren, om zoveel mogelijk slaven te kunnen onderbrengen. De reis werd voortgezet met als bestemming Suriname. Onderweg zal ca. 17% van de slaven zijn overleden, dat was normaal. In november 1777 kwam "De Verre Keyker" aan in Paramaribo, waar de menselijke lading nog op de kade werd gekeurd en verhandeld. Een deel bleef echter aan boord met bestemming Curaçao. Naar later zou blijken was Aart van de Kamer in 1778 de laatste schipper, die in Curaçao slaven afleverde. Zo schreef hij toch nog in zekere zin geschiedenis. Rond october 1778 zal "De Verre Keyker" in Vlissingen zijn teruggekeerd met als lading koffie, tabak, cacao, suiker en katoen. Pietje kon toen dus al lopen. Maar of hij 'papa' kon zeggen tegen die onbekende meneer?

6 april 2008

eBooks

eBooks? Maar natuurlijk, die lees ik regelmatig! Ik hoor dat u al zeggen, en heel misschien spreekt u de waarheid. Maar een nieuw fenomeen is het wel, gescande boeken op het internet. Als lezer bent u dus een pionier op dit gebied. Google en Microsoft behoren tot de organisaties, die zulke eBooks produceren. Tegenwoordig kun je natuurlijk ook een nieuw boek in electronische vorm uitgeven. Bij Google gaat het vooral om werk, dat vrij is geworden van auteursrechten. Dit gebeurt op het moment, dat de maker (auteur) 70 jaar is overleden. Wanneer geen overlijdensdatum bekend is, of sprake is van een collectief auteurschap, vervalt het auteursrecht 70 jaar na de eerste publicatie. Bijgevolg worden veel boeken gedigitaliseerd, die in de 19e eeuw zijn gepubliceerd, of zelfs nog ouder zijn. Zulke boeken kom je nauwelijks nog ergens tegen, of ze zijn antiquarisch onbetaalbaar. Vooral in Amerikaanse bibliotheken bevinden zich oude Nederlandse boeken, die door Google worden gedigitaliseerd. Vaak betreft het boeken met een geschiedkundig karakter. Zo is bijvoorbeeld het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa uit het midden van de 19e eeuw in te zien en te doorzoeken. Voor genealogen beslist interessant. Een voorvader, Hendrik Veltmaat (1781-1843), was ooit eigenaar van een buitenplaats "Meerlust" in Haarlem. Volgens het woordenboek was het later in bezit van de heer A. Deenik, inderdaad een familielid van Hendrik's vrouw.


Een andere voorvader, die ik op deze manier terugvond, is Aart van de Kamer (1745-ca. 1782). Volgens het boek "De Nederlandsche West-Indische Eilanden" van Marten Douwes Teenstra uit het jaar 1836 was hij in 1778 (er staat weliswaar 1768, maar dat is overduidelijk een zetfout) kapitein van het laatste schip, dat slaven vervoerde naar Curaçao. Zijn reis met de "De Verre Keyker" is dus in die zin een historische geweest. Ik zal binnenkort nog eens uit de doeken doen, hoe zo'n reis eruit zag.


Voor genealogen is er allerhande interessant materiaal te vinden. Ga naar Google, typ een zoekterm zoals een familienaam, en wacht af. Vele zeer oude boeken zijn volledig te bekijken, andere gedeeltelijk. Experimenteer eens met andere zoektermen uit de oude doos, zoals vroedschap of kerckeraad. Laat uw scherpzinnige fantasie de vrije loop. Zo zijn bijvoorbeeld alle Groningse en Zeeuwse predikanten vanaf 1600 te vinden, of alle hoogwaardigheidsbekleders van Amsterdam.

22 maart 2008

De Ware Zuinigheid

Jan Fresemann Keppel Hesselink (1851-1928), wijnhandelaar, was lid van een rederijkerskamer. Zijn inderdaad zeer amusante lievelingsdeclamatie was


DE WARE ZUINIGHEID

Er liep op zekeren avondstond,
terwijl het maantje scheen,
een jongeling langs de straten rond,
nadenkend en alleen.
Het weer was fraai, geen windgesuis
verkoelde het avonduur.
"Ik ga heden niet naar het koffiehuis,
maar blijf in de natuur",
zo sprak hij: "Ik moet zuinig zijn,
zo iederen avond uit,
biljard en bier en kaart en wijn,
dat kost mij menig duit".
Zo wandelend in de maneschijn,
roemt hij zijn zuinigheid,
zijn tractement was bitter klein
en vorderde dus beleid.
Terwijl hij op een bankje zat
aan de oever van de Maas,
hoorde hij iets trippelen op het pad,
een zacht satijn geraas.
Een jonkvrouw, lief en schoon,
verscheen voor hem op 't gras.
Om haar gelaat een lokkenkroon,
alsof het een sylfide* was.
Een oesterschelpje scheen haar voet,
zo klein en toch zo net.
Als van Pepita's vlugge voet,
zo ook geleek haar tred.
Zij zweeft voorbij, hij volgt haar na
zo ieder paadje door.
Hij slaat haar lieve taille gâ
en kan niet van haar spoor.
Ten laatste fluistert hij zo teer:
"Mejuffrouw, zo alleen?"
Zij zegt gramstorig slechts: "Meneer!"
en zij verhaast haar schreen.
Hij loopt haar na en houdt maar aan
en fluistert zo beleefd:
"Mejuffrouw, mag ik niet naast U gaan"
tot zij hem antwoord geeft.
Dan verneemt hij tot zijn spijt,
zij komt van een vriendin,
zij wacht een uur reeds op de meid,
te lang toch naar haar zin.
Zo keuvelend mocht hij naast haar gaan
op het smalle middenpad.
Wandelen mocht hij met haar saam,
maar.... slechts tot aan de stad.
Daar zijn ze dan, hij kijkt en wacht,
zij geeft als afscheid hem haar hand.
Hij pakt die beet en drukt ze zacht
en kust ze zeer galant.
Weer zet hij zich op het bankje neer
en blikt op naar de maan.
Haar lief gelaat, zo schoon en teer
schijnt naast de maan te staan.
Hij zucht eens diep en mompelt zacht:
"Al duurt het ook een jaar,
zij vindt mij met mijn liefdessmart
steeds op dat bankje daar".
Als hij haar weer eens brengt naar stad
en zij weer lispelt "Ga",
dan zegt zij na zijn liefdesklacht:
"Nu vraag het aan Papa".

Er zijn nu twintig jaar voorbij,
Sofietje werd zijn ga,
en vaak denken zij nog allebei
die eene avond na.
Maar, als hij dan zijn tiental kinderen ziet,
de baker en de meid,
dan denkt hij: "Het was die avond niet
DE WARE ZUINIGHEID.


* sprookjesfiguur, goede luchtgeest, die de hogere waarde symboliseert
Bij de foto: De rederijker met zijn gezin bij zijn gouden bruiloft in 1925. Hij had weliswaar geen 10, maar wel 8 kinderen. Hij wist dus waarvan hij declameerde.

21 maart 2008

1 januari 1842

Uit het dagboek (het 'egodocument' van een paar dagen geleden) van mijn betovergrootvader noem ik een aantal dingen, die mij speciaal opvielen:


1842: Hij noemt een brand bij 'de Jood Weijl' in Barlheze (Zutphen) op Oudejaarsavond 1841.
De stadsaanzegger, "pontificaal met witte kuitkousen", maakte alle stadgenoten bekend met de geboorte van zijn dochter. De prijs daarvoor: 3 gulden.

1855: In dit jaar en ook al eerder hadden de kinderen veel last van grote wormen en ook van maaijen. De remedie: wormenkruid innemen.
Bij de brug van Westervoort zag hij op 2 augustus, dat er juist een locomotief met zandwagen langs kwam rijden, terwijl de stoomboot, waar het middelstuk op zijn as ronddraaide, de brug passeerde (het zal dus een raderboot zijn geweest).
Op zijn verjaardag speelde hij Jan Klaassen in de kast.
Op 26 november huurde hij voor 3 jaar 5 plaatsen in de kerk van Warnsveld voor een bedrag van ƒ 9,20, wat zeer weinig was.

1857: Diverse keren klaagt hij over melancholie, van de dokter moest hij eens 200 zeeppillen nemen, die hem echter niets hielpen.

1858: Hij klaagt over de geringe winstgevendheid van de wijnkoperij en hij is bang te verarmen.

Tot slot een prachtig familieverhaal:
Herman Gijsbert Keppel Hesselink, die dus wijnhandelaar was, gaf jaarlijks een etentje voor de boeren pachters uit de omgeving van Renkum. Eens had hij bij ieder bord een half flesje wijn neergezet. Tijdens het eten vroeg een der boeren: "En meneer Keppel, hoeveel wien groeit er nu wel per jaar op de wereld?" Hierop antwoordde hij: "Er wordt per jaar zo veel wijn gemaakt, dat iedereen per dag wel een half flesje kan opdrinken". Hierop sloeg de boer met de vuist op tafel en zei: "Dan zou ik wel eens de smeerlap willen kennen, die elken dag mien fleske opzuupt!"

Afbeelding: De stadsomroeper van Meppel. Met witte kuitkousen.

20 maart 2008

Korset

Kleding is (bijna) zo oud als de mensheid. Waren Adam en Eva niet de uitvinders ervan? Door kunstuitingen, zoals beelden en schilderijen, zijn de kledingmodes door de eeuwen heen goed te volgen. Iedere keer blijkt dan weer, dat er niets nieuws is onder de zon. De mode anno 2008 zou bijvoorbeeld best afgeleid kunnen zijn van die uit het Egypte van 1000 jaar voor Christus, om maar iets te noemen. Wij vinden het dan allemaal modern, maar je moest eens weten..... Hoe dat komt? Gewoon, de vrouwelijke lichaamsvormen zijn in wezen natuurlijk niet veranderd. Toch wordt altijd weer geprobeerd die vormen optisch anders te maken. Denk maar eens aan blouses met schoudervullingen, aan push-up panty's, etc. Zo was het ruim 100 jaar geleden grote mode om middels een korset de taille in te snoeren en op die manier te accentueren. Een prachtig voorbeeld is bijgaand portret van Gerharda Serafina Engberts (1869-1942), hier met haar echtgenoot Heinrich (Henry) Wissendorff (1861-1916), gefotografeerd in Sint Petersburg rond 1890. Wij noemen dit een wespentaille. Het werd bereikt door een zg. zandloperkorset te dragen (op de afbeelding een luxe exemplaar uit 1878). We kennen ook verhalen van hofdames van koningin Emma en Wilhelmina, die daar sterk onder te lijden hadden. Want lekker zitten deed het natuurlijk niet op de duur (wat het uiteindelijk met je ribbenkast kon doen is hier te zien). Of deze mode nog weer terug komt? Te vrezen valt van wel, ooit.

Gerharda Serafina Engberts, alias Adja Gerasimowa, was een nichtje van mijn overgrootmoeder Egberta Engberts. Op een al eerder getoonde foto is haar wespentaille nog iets duidelijker te zien.

16 maart 2008

Egodocument

Tot mijn groot genoegen heb ik hier een bijzonder schrift met hard kaft liggen. Het is gevuld met notities van mijn betovergrootvader, die leefde van 1811 tot 1888. Het begint op 8-1-1842, een week na de geboorte van zijn tweede kind. Als inleiding schrijft hij: "Geboorte- trouw en sterfdagen Voornamelijk betreffende Herman Gijsbert Keppel Hesselink deszelfs vrouw E.A. Viëtor enz. welk boek door eerstgenoemde in navolging zijns Vaders W.F.H. is aangelegd en begonnen den 8 January 1842."

Helaas weet ik niet, waar dat boek van zijn vader is gebleven. Ik zou het dolgraag ook hebben gelezen. Maar hij vertelt wel wat over zijn grootouders (Hendrik Hesselink te Zelhem en Henrietta Keppel) en ouders (Willem Frederik Hesselink en Sara Helena Hoffman) en ook over zijn broers en zusters. Verder beschrijft hij vrij uitvoerig, soms tot in details, de omstandigheden, waaronder zijn talrijke kinderen zijn geboren. Plaats van handeling: Zutphen en Warnsveld. Maar hij verhaalt soms ook over het dagelijks leven, zijn zorgen en beslommeringen. Een echt dagboek is het over het algemeen niet, misschien is het woord kroniek meer op z'n plaats. Ook ontbreken bepaalde pagina's, bijvoorbeeld betreffende mijn overgrootvader Cornelius Dasse. Volgens een aparte notitie zijn deze door zijn vader aan hem gegeven en uit het boek verwijderd.

De komende tijd zal ik hier fragmenten uit dit echte egodocument weergeven. Zoals u weet is het mijn doel overledenen weer een beetje tot leven te wekken. Zo'n schrift is daarvoor bij uitstek geschikt. Het geeft een heel aardige blik op het reilen en zeilen van een welvarende, maar zeker niet steenrijke burgerfamilie in het midden van de 19e eeuw. Tot gauw!

15 maart 2008

Computergenealogie

In 1990 ben ik begonnen met het regelmatige gebruik van de personal computer, voornamelijk voor zakelijke toepassingen. Maar korte tijd later herontdekte ik de genealogie en kwam ik erachter, dat het apparaat ook voor het uitoefenen van die hobby uiterst waardevol was. Zo werd ik actief op BBS'en (Bulletin Board Systemen), een soort eerste generatie discussiegroepen en ik denk dan aan sysop's als Willem Lanfermeijer, Rob Hubert en was de derde niet Robert Poot? Vervolgens schafte ik als NGV lid al spoedig GensData D90 aan, wat ik na enige jaren inruilde voor Pro-Gen. Ik zou nu niet meer zonder kunnen. Verder werd ik lid van de Afd. Computergenealogie van de NGV, wat ik 14 jaar lang zou blijven tot de crisis eind 2005, toen de besturen van de NGV en de afd. Computergenealogie een conflict hebben laten escaleren, met een uiterst vervelende breuk als gevolg. Uit protest heb ik toen mijn lidmaatschap opgezegd en ben later ook niet meegegaan naar de nieuwe Genealogische Computer Vereniging (GCV). In het najaar van 2005 had ik mij nog bereid verklaard voor het blad GensData een column te verzorgen. Mijn eerste bijdrage 'Tijdreizen' is toen echter niet daar verschenen, maar in plaats daarvan op dit blog. Als lid van de HCC ben ik ook al jaren lid van de afd. Genealogie, uitgever van het blad Gens Humana.

Vorige week ontving ik een persbericht, waarbij aangekondigd werd, dat de GCV zal fuseren met, en feitelijk opgaan in, de afdeling Genealogie van de HCC. Ik vind dat een goede ontwikkeling. Wat moeten we met al die verschillende clubjes, die in feite dezelfde doelstelling hebben? Ik zie ook niet meer zo het nut van de afd. Computergenealogie van de NGV. Laat de NGV eindelijk computer gerelateerde onderwerpen opnemen in het verenigingsblad Gens Nostra en laten de leden, die meer willen, lid worden van één (1) landelijke vereniging van computeraars/genealogen. Het zou de structuur en kwaliteit van het genealogische landschap in Nederland zeker ten goede komen.