Translate

20 mei 2013

De stamvader is dood, kort leve de stamvader!


Stadswapen van Borken
Een beetje cryptisch hè, die titel. Wat is er aan de hand? BREAKING NEWS!

Al sinds minstens 200 jaar fungeert Herman Hesselink, die sinds 1644 wordt genoemd in Varsseveld, als de stamvader van mijn familie. Nooit werden zijn ouders geïdentificeerd, hoewel de "Familie Nota van de Stam Hesselink" uit 1799 vermeldt, dat hij rond 1600 of in de 17e eeuw uit Borken is gekomen en wel om religieuze redenen. De familie is inderdaad protestant, terwijl Borken overwegend katholiek was (en is). Ik heb deze lezing weliswaar betwijfeld, maar het verhaal blijkt juist te zijn.

De ommekeer bracht een zoektocht in de database van de Mormonen naar de naam Hesselink, Hesselinck, etc. in Duitsland. Dat heb ik in het verleden wel vaker gedaan, zonder tot nieuwe inzichten te zijn gekomen. Maar nu was het bingo, omdat de dopen en huwelijken van Borken inmiddels bleken te zijn geïndexeerd. Heel snel had ik de doop van Herman, zoon van Evert Hesselinck en Elshe op 15 juli 1618 in de St. Remigiuskerk van Borken te pakken. Ik ben ervan overtuigd, dat het de juiste Herman is, omdat feitelijk alles klopt: de plaats, het jaar en tenslotte de naam van de vader. Op grond van de namen van Herman's nageslacht, waarin de naam Evert/Everhardus veelvuldig voorkomt, had ik altijd al het sterke vermoeden, dat zijn vader Evert moest heten. Ook bleek uit stukken, dat zijn geboorte rond 1619 moest worden gezocht (wat ook het geboortejaar van zijn vrouw Derksken Becking is). Bij de doop van Johannes op 21 october 1615 worden de ouders 'Everhardus' en 'Elizab.' genoemd, evenals bij de doop van Beda (of Beela) op 22 juli 1620.

Jammer, dat het huwelijk van Evert en Elisabet niet in de index voorkomt. Daardoor mis ik bv. nog haar achternaam of patroniem (op grond van de namen van doopgetuigen zou zij best eens Traa/Trae/Trahe kunnen hebben geheten, dan wel Kanier/Cannier). Omdat ergens ene Engelbertus Trahe wordt genoemd, en een van Herman's kinderen Engelbert heette, zet ik mijn geld voorlopig op Trahe.

Ook komen in Borken kinderen van Johannes Hesselinck en Margareta voor, waaronder Gerdrut op 23 april 1617. Vermoedelijk zijn Johannes en Everhardus broers en is Gerdrut dan een nichtje van Herman. Zij lijkt de vrouw van Harmen Planten te kunnen zijn, die eveneens later in Varsseveld wordt genoemd. Aan de andere kant begint het doopboek pas in 1614 en zijn daarvóór eventueel nog andere kinderen van Everdardus en Elisabet geboren, onder wie wellicht nog een andere Gertrut (Geertruit).

Wat zou die zg. religieuze reden voor een vertrek van Herman uit Borken kunnen zijn geweest? Betrof het de hele familie, of gold het hem alleen? Nader onderzoek zal het moeten uitwijzen. Je zou kunnen denken aan het huwelijk met de protestantse Derksken Becking, wat door de familie of de omgeving minder gewaardeerd werd. Mij viel wel al op, dat de familienaam in de volkstelling van 1662 niet meer voorkomt. Dat zou eerder duiden op een (e)migratie van de hele familie (omdat deze protestant was geworden?).

Wat betekent dit voor mij? Dat de oude stamvader Herman niet meer in functie is. De nieuwe heet Everhardus! En ik hoop, dat deze korter zal 'leven' dan Herman, omdat ik mijn onderzoek ga verleggen van Varsseveld naar Borken en ik daar verdere vondsten hoop te doen, die licht zullen werpen op Everhardus' afstamming (en dus weer een nieuwe stamvader). In ieder geval zal ik mij gaan aansluiten bij de Arbeitsgemeinschaft Westmünsterland Genealogie. De ultieme uitdaging zal het vinden van een verbinding tussen Borken en Bocholt zijn. Uit Bocholt stammen de doopsgezinde Hesselinks, die later vooral in Groningen en Friesland voor nageslacht hebben gezorgd. De genealogie van dit geslacht is ondermeer beschreven in het boek "De Heren van Paterswolde", ISBN 978-90-811941-3-6. De familiewapens van beide geslachten lijken op elkaar, een gezamenlijke voorouder is aannemelijk. Misschien kan ook DNA onderzoek verder helpen.

In het vervolg zal ik niet meer spreken van 'Hesselink uit Varsseveld', maar van 'Hesselink uit Borken'.

Dat was het breaking news uit Alkmaar voor vandaag (en verder bewerkt op 27 mei 2013).

14 februari 2013

Een zeer brutaal wijf

Genealogisch gezien heb ik veel met Amsterdam. De voorouders van mijn moeder waren grotendeels echte Jordanezen, maar ook aan de kant van mijn vader heb ik heel wat Amsterdammers ontdekt. Deze waren meestal wel van een duidelijk hogere sociale klasse.

Hoe arm sommigen het hadden blijkt duidelijk uit de inschrijvingslijsten van de Huiszittenhuizen, van waar uit arme thuiswonende personen en gezinnen een zekere vorm van armenzorg ontvingen. Meer hierover op de site van het Amsterdamse stadsarchief. Het hele systeem doet sterk denken aan een soort stedelijke voedselbank. Men moest de steun zelf ophalen.

Op deze inschrijvingsregisters is een index gemaakt, die via de website van het stadsarchief is te raadplegen en ook de ingescande inschrijvingen zijn te bekijken (tegen betaling, dat wel). Maar ja, voor je hobby moet je wat over hebben en ik heb maar eens op een aantal namen van Amsterdamse voorouders gezocht. En jawel, ik vond er nogal wat. Dit soort arme mensen van de lagere standen komt niet zo vaak in de archieven voor en daarom wil ze hier maar eens voor het voetlicht halen:

Directe voorouders:
Jurriaan van der Vliet en Anna de Ruiter. Hij was timmermansknecht bij de Bruin en ontving van 1847 en 1854 steun.
Joannes Andreas Guthmann en Anna Catharina van Rosmalen ontvingen steun van 1810 tot 1824. Hij was van beroep wolkammer.
Jan Hendrik Snel en Anna Aletta Regel werden bedeeld in 1803, 1807 en 1809. Hij was schoenmaker en turfdrager.
Hermanus Snel (schoenmaker en schilder) en zijn vrouw Metje Schouten (mangelhoudster) waren eveneens klant van de instelling.
Dirk Duinker (beroep: sjouwer, werkman, waldieper) en Antje Venker kregen zomer- en wintersteun van 1849 tot 1855, waarna de diaconie dit over nam.
Cornelis Scheer (metselaar) kreeg steun van 1824 (toen hij weduwnaar werd) tot aan zijn overlijden in 1828. In 1808 was hij al ziekelijk.
Antje Scheer (werkster) kreeg ondersteuning van 1848 tot 1870.
Maria van Velzen, weduwe van Jacobus Schouten,  kreeg vele jaren steun. Zij was "zeer ziekelijk en had overvallen". In 1825 werd zij als lidmaat geroyeerd en overleed zij vier jaar later.

Andere familie:
Carel Cornelisse (schilder) en Sara Snel kregen steun van 1830 tot 1839. Vanaf 1840 hadden zij dit kennelijk niet meer nodig, want zij bedankten op 26 maart van dat jaar.
Jan Harms en Wilhelmina Scheer ontvingen steun van 1842 tot 1846.
Catharina Noest (die door haar man Tobias Snel was verlaten) ontving van 1812 tot 1817 steun. In mei 1818 stierf zij.
Hermanus Snel (sjouwer, pakhuisknecht, wijnkopersknecht, geboren in 1800), wordt genoemd in het register van 1850 tot 1854. In maart 1849 was zijn vrouw overleden.
Maria (Mietje) Snel, weduwe van Leendert de Ruijter, kreeg steun in 1823 en 1824, waarna zij bedankte.
Johanna Margrieta van der Vliet, gehuwd met Gerrit Scholtens, ontving in 1808 als 36-jarige armoedebedeling, maar wel met de aantekening: “voor altoos geroyeerd, een zeer brutaal wijf, de regent zeide: vrouwtje gij zijt te jong voor de zomerbedeling; waarop zij hervatte: houdt dan ook uw wintergift, dan ga ik naar de diaconie aldaar behoor ik want ik ben lidmaat.” De kerk had namelijk een eigen armenzorg. Dit 'wijf' was een zuster van mijn oudvader (=bet-betovergrootvader) Cornelis van der Vliet (1768-1826), timmerman in Amsterdam.

Al deze mensen zijn uiteraard terug te vinden in mijn genealogische database.

Het is mij overigens bekend, dat zulke huiszittenhuizen ook in andere plaatsen voorkwamen, zelfs in een klein dorp als Watergang even ten noorden van Amsterdam.

17 januari 2013

Waterloo veteraan en moordenaar

Sergeant der Flankeurs en Jager van het korps Jagers
 in West-Indiën (Collectie 
Legermuseum)
De familienaam Phillipson (soms ook gespeld als Philipson) is hier al eerder ter sprake gekomen (nou is Philipson in ons land bijna typisch een Joodse naam, maar Phillipson is dat zeker niet). Een vergaand onbekende telg uit dit geslacht is Pieter Dirk Philipson uit Naarden. Ik was op zijn spoor gekomen door een bij het archief Gooi en Vechtstreek berustende brief van 2 november 1828 van A. Roelofsz, predikant bij de Hervormde Gemeente in Suriname, aan de president van het Burgerweeshuis inzake de ter dood veroordeling van de, in Paramaribo gelegerde, flankeur Pieter Dirk Philipson wegens moord op een sergeant. Dat maakte uiteraard nieuwsgierig, maar ik kon verder niets over dit voorval vinden,. Misschien levert onderzoek in het Nationaal Archief nog iets op.

Kort geleden kwam het Stadsarchief Amsterdam met een index op de registers van bijna 30.000 mannen die na de slag van Waterloo in 1815 recht hadden op de zogenaamde ‘Waterloo-gratificatie’. Ik verwijs voor de achtergronden naar de handleiding. In deze index trof ik de naam P.D. Philipson aan als jager bij het Bataljon Jagers Nr. 27.  Dat gaf aanleiding om verder op onderzoek te gaan en ik kwam uit op een Belgische site met namen van militairen, die deel hebben genomen aan de slag bij Waterloo. Pieter Dirk Philipson, geboren te Naarden op 7 februari 1796, jager bij het 27e bataljon, raakte in Quatre Bras gewond aan zijn linkerarm door een sabelhauw (zijn doop of geboorte is in Naarden niet aangetroffen, maar zijn ouders zijn Nicolaas Hendrik Phillipson en Hendrika Wikkerman).

Als je dan al iemands legeronderdeel weet, dan is er nog wel meer informatie naar boven te halen. Familysearch heeft de stamboeken gefotografeerd en zo vond ik hem hier. Naast o.a. zijn signalement weet ik nu dus ook, dat hij in 1819 werd bevorderd tot korporaal.

Kennelijk is Pieter Dirk behoorlijk hersteld, want hij bleef in dienst als flankeur bij hetzelfde bataljon en kwam uiteindelijk dus in Suriname terecht, met fatale gevolgen. Voor de sergeant en bijna zeker ook voor hem (want het vonnis zal wel zijn voltrokken).

11 december 2012

Een sjieke kostschool in Kleve in 1864/65

Groepsfoto kostschool Cleve 1864/65
Gerharda Johanna Engberts uit Vriezenveen (1848-1894) was een ouder zusje van mijn overgrootmoeder Egberta Engberts. Van Gerharda is een dagboek bewaard gebleven uit de tijd, dat zij leerlinge was van een kostschool in Cleve. Dat was in de jaren 1864 en 1865. Niet alleen het dagboek, maar ook foto's uit die periode zijn nog beschikbaar. Voorwaar unieke documenten.

In het dagboek beschrijft zij de loop der gebeurtenissen, afwisselend in het Nederlands en Duits. Uitstapjes, partijtjes, kerkbezoek, wandelingen, aankomst en vertrek van medeleerlingen, vakantie, alles komt aan de orde. Een opstel over de Germaanse mythologie, gedichten (soms ook in het Frans en Engels), Goethe, versjes, gesprekken, jaaroverzichten, verjaardagen, adressenlijsten. Dan blijkt, dat Gerharda omringd was door een internationaal gezelschap. Diverse Duitse meisjes, enkele Engelse, uit Nederland Johanna Bernarda Buskes van de Maliebaan in Utrecht en Elize Moll uit Deventer. Ook is sprake van een Neeltje van der Zweep, die naar Indië is vertrokken (van haar heb ik kunnen vaststellen, dat zij enkele jaren later in Ned. Indie is getrouwd). Tenslotte ene Mimi Boeckel uit Straatsburg.

Vermoedelijk is de baas van de kostschool Dr. Tillemans geweest, hij wordt enkele malen in het dagboek als leraar genoemd. Is hij het, die hier is afgebeeld?
Foto: Jacob Cosmann, Kirchstrasse 56, Cleve

Bijzonder is de groepsfoto, maar helaas is deze niet geheel scherp en van afstand genomen. Wie is wie? Moeilijk te zeggen! Bovendien kennen we geen goede foto van Gerharda op jonge leeftijd.

De medeleerlingen volgens het dagboek waren:
1 -         Alice Shaw - Hampstead bij Londen
2 -         Augusta Ruebel
3 en 4 -  Bertha en Mary Dunster - Woodbastwick Norfolk
5 -         Emilie Behrens - Lubeck
6 -         Elize Moll - Deventer
7 -         Jeane (Johanne Bernarda) Buskes - Utrecht
8 -         Laura Stumpf - Barmen
9 -         Lina Maull - Hoxter a/d Weser
10 -       Louise Eversz - Xanten
11 -       Lucy Wilmot - Ryde (Isle of Wight)
12 -       Lydia Linkenbach - van Barmen naar Londen?
13 -       Margaret Hawke Genn - Liverpool
14 -       Mimi Boeckel - Straatsburg
15 -       Neeltje van der Zweep - Indie

Het was kennelijk gebruik om onderling portretfoto's uit te wisselen. Enkele meisjes kunnen zo met enige zekerheid worden geïdentificeerd:


De fotograaf Debenham kwam uit Londen.
Vermoedelijk is dit Alice Shaw.


Fotograaf: CH Winter, Strasbourg. Dit moet dus Mimi Boeckel zijn.
Zij schreef: "Souvenir affectueux d'une Francaise a une Hollandaise".

Ook dit moet Mimi Boeckel zijn, de foto is van fotograaf Biester uit Cleve.
Tekst op de achterzijde: " A ma chère Gerharda, souvenir bien affectueux de votre vieille Amie"

Er is nog een foto uit het atelier Cosmann in Cleve en een foto genomen door een photograph A. Jelineck, maar welke meisjes zijn afgebeeld is onduidelijk.

Het zou best eens interessant kunnen zijn het bevolkingsregister van Kleve door te spitten. Aangenomen mag worden, dat de meisjes erin voorkomen op het adres van de kostschool (dat nog onbekend is, maar Dr. Tillemans zal er gewoond hebben). Wellicht komen er dan ook nog andere bekende namen tevoorschijn, zoals zusjes of andere Vriezenveense meisjes.


8 oktober 2012

Gesepareerde man van

In de loop van meer dan 20 jaar heb ik honderden, zo niet duizenden Amsterdamse ondertrouwakten bekeken. Deze week kwam ik er eentje tegen, die ik nogal bijzonder vond (klik op het plaatje voor een vergrote afbeelding). Het is voor mij de eerste keer, dat er sprake is van een echtscheiding in de tijd vóór 1811, de invoering van de burgerlijke stand. In dit geval gaat het om een 'gesepareerde' (=gescheiden) man, die op 8 april 1725 hertrouwt met een weduwe. De tekst van de akte luidt als volgt:

"Compareerden als vooren Jan Scherm van Lijden gesepareerde man van Grietje Jans in de Blomstraat & Lijsbet Snel van Prauvelts weduwe Jacobus Snel in de Lojersdwarstraat". In de marge staat geschreven: "hij gesepareerde. Schepenen staan toe bij vonnisse in dato 15 Sep 1724 dat de bruidegom wederom een ander mag trouwen". En verder: "Sij weeskamer voldaan den 22 maart 1725". De kruisjes geven aan, dat beiden niet konden schrijven, zelfs niet hun naam. Boven de tekst staat: "Mans doot goet ingebragt". Oftewel, zij had bewezen dat haar eerste echtgenoot was overleden.

Het stadsbestuur had dus toestemming gegeven voor een tweede huwelijk van Jan Scherm. Wellicht is de reden te vinden in het archief van de schepenen. In veel gevallen was er sprake van 'kwaadwillende verlating' door een van de echtelieden (wat betekende dat die vertrok zonder de bedoeling nog ooit terug te keren). De achtergebleven partner mocht dan wel weer trouwen.

Maar de akte interesseerde mij ook en vooral vanwege Lijsbet Snel. Zij is namelijk een directe voorouder van mij en ik heb 20 jaar gezocht naar haar afkomst. Die speurtocht is helaas nog niet voorbij, maar de plaats van herkomst (meestal van geboorte) genoemd in de akte biedt misschien wel weer een aanknopingspunt. Zij moet in een onbekende plaats rond 1699 zijn getrouwd met de Amsterdammer Jacob Snel. Uit dit huwelijk werden tussen 1700 en 1720 maar liefst 14 kinderen geboren. Zij had dus inderdaad het een en ander te regelen met de weeskamer, want Jacob was dus al overleden (waar? wanneer?). Opvallend is, dat zij steeds wordt aangeduid met de familienaam Snel, waardoor ik lang heb gedacht, dat zij verwant was met haar man. Dat hoeft echter helemaal niet zo te zijn, want het is mij opgevallen, dat juist aan het einde van de 17e eeuw veel vrouwen zich lieten noemen bij de achternaam van hun man. Ook kan de naamsgelijkheid gewoon op toeval berusten. Maar één keer komt zij voor als 'Elisabeth Tobias', waarbij Tobias de voornaam van haar vader voorstelt. Ik zoek dus naar een Elisabeth of Lysbet uit Prauvelts met een vader, die Tobias heet en misschien met de achternaam Snel (of Schnell of iets dergelijks). Nou kan ik mij bij de plaatsnaam Prauvelts niet veel voorstellen. Het meest komt nog Braunfels in Hessen in aanmerking. Iedere suggestie van uw kant is van harte welkom!

15 augustus 2012

Steeds weer in de cel

Adrianus van der Vliet (1885), veelpleger
Bij mijn speurtochten door historische kranten op internet kom ik toch wel heel verrassende dingen tegen. Zo tikte ik als zoekopdracht, zonder veel hoop op succes, maar eens de naam "Adrianus van der Vliet" in. Ik schreef 4 jaar geleden al eens over hem, omdat ik zijn portret had gevonden en hij vanaf 1871 diverse keren in de gevangenis had gezeten. Daarbij was hij een broer van mijn overgrootvader Gerrit van der Vliet. Zou ik verder iets kunnen vinden over zijn criminele activiteiten? Tot mijn verwondering bleek dat het geval te zijn. Het Algemeen Handelsblad van 18  april 1874 berichtte over de rechtszaak en de strafeis. Het lezenswaardige artikel is hier te vinden, maar ik geef even kort de gang van zaken weer.

Op 12 januari 1874 rond 21.00 uur liep Adrianus door de Warmoesstraat in Amsterdam. Hij was dronken. Hem viel een kist op, die stond op de stoep van de woning van de firma Reinders en Van Dijk. Hij kon de verleiding de kist mee te nemen niet weerstaan, dat had hij nu eenmaal wanneer hij onder invloed van alcohol stond. Hij scharrelde een handkar op met het doel de kist te verladen, maar deze bleek daarvoor te zwaar te zijn. Hij riep de hulp in van Herman Bernardus Vreeze, die daar aanvankelijk niets voor voelde, maar uiteindelijk toch meeging. Met behulp van een argeloze passant kregen zij de kist goed op de kar en duwden deze naar een onbebouwd stuk grond buiten de Leidse barriere. De kist bleek manufacturen te bevatten en ze namen er een aantal stukken uit om deze te verkopen. De volgende dag wilden ze terugkomen. Op de Botermarkt liepen zij Eduard Verwijk tegen het  lijf en zij vroegen hem, of hij geen interesse had de spullen te kopen. Die zag geen mogelijkheden, maar verwees naar Engbertus Piet Otger. Gezamenlijk besloten ze de goederen in gedeelten te verkopen. Daarbij werd ook de vrouw van Vreeze, Bernardina Vink, ingeschakeld.

De strafeis was niet misselijk: Adrianus van der Vliet 5 jaar, Vreeze 4 jaar, Otger 2 jaar, Verwijk 1 1/2 jaar en Bernardina Vreeze-Vink een half jaar de cel in. De eis werd door de rechtbank enkele dagen later overgenomen (Het Nieuws van de Dag van 23 april 1874), waarbij alleen Vreeze met 3 jaar en zijn vrouw met 3 maanden cel er iets genadiger van af kwamen.

Zo'n verhaal fleurt de familiegeschiedenis desondanks enorm op. De waarheid, de gehele waarheid, niets dan de waarheid!

11 augustus 2012

Glas 10

Detail van glas 10
5 jaar geleden had ik het al eens over glasmakers en in dat verband noemde ik de naam Albert Jans Mering uit Gouda. Deze voorvader van mij leefde gedurende een groot deel van de Gouden Eeuw (zijn geboorte- en sterfjaar zijn mij helaas onbekend). In vroeger eeuwen bestond geen uniforme spelling van woorden en namen. Mering komt dan ook voor in de varianten Merinck, Merink, Meering, Meringh en waarschijnlijk nog wel meer.

De beroemde Sint Jan van Gouda was in elk geval in 1655 Albert's werkterrein. Hij voerde naar een ontwerp van Daniel Tomberg de glazenierswerkzaamheden uit voor glas 10: Aankondiging van de geboorte van Jezus. De prachtige website van de kerk geeft er verder alle informatie over en laat ook het complete glas zien. Wikipedia besteedt er eveneens veel aandacht aan.

Onder mijn voorouders blijven de meesten tamelijk anoniem, ze zijn weliswaar bij name bekend, maasr dat is vaak dan ook alles. Het is de kunst van de familiehistoricus om toch nog verdere gegevens uit de archieven te peuteren. Wat is het dan leuk om zoiets als deze activiteit van Albert Jans Mering te kunnen presenteren.

Waar kwam Albert Jans Mering vandaan, toen hij zich in Gouda vestigde? Of was hij er al geboren en was zijn vader misschien wel de migrant? Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de familie uit Duitsland kwam. Het waren namelijk leden van de Lutherse kerk, en dat wijst bijna altijd op een Duitse afkomst. Skandinavisch zou het eventueel ook kunnen zijn. Bovendien is er een plaatsje Mering in de buurt van Augsburg. Zouden zijn roots daar kunnen liggen? De bevolking is er wel overwegend katholiek. 

Nou kan iedereen natuurlijk beweren, dat Albert Mering een voorvader van hem of haar is, maar kun je dat aantonen? Vandaar geef ik de verwantschapslijn tussen hem en mijzelf maar eens aan:
Albert Jans Mering/Merinck, glazenmaker
zoon: Hendricus Albertsz Mering, glazenmaker
zoon: Albert Mering, glazenmaker
dochter: Christina Mering
zoon: Cornelis Deenik, waarschijnlijk glazenmaker
zoon: Leendert Deenik, glazenmaker
dochter: Catharina Johanna Margaretha Deenik
dochter: Hendrika Elisabeth Catrina Stol
dochter: Marthe Nicolette Veltmaat
dochter: Hendrika Elisabeth Catharina van de Kamer
zoon: Herman Gijsbert Hesselink
zoon: Gijsbert Hesselink (ik zei de gek)

Deze lijn met alle gegevens is natuurlijk ook terug te vinden in mijn database.

7 augustus 2012

DTB Amsterdam 1785


Soms kom je op onverwachte plaatsen bepaalde gegevens tegen. Het internet speelt daarbij een steeds belangrijker rol. Zo vond ik 'per ongeluk' in de Gazette van Gend de statistieken van de gedoopten (D), getrouwden (T) en overledenen (B = begraven) in Amsterdam over het jaar 1785. Ik vraag mij af, wie zich in Gent daarvoor interesseerde, maar dat soort dingen vraag ik mij ook bij het lezen van de krant van vandaag wel vaker af. Hier de cijfers:

Gedoopte kinderen in de Gereformeerde kerken en de Lutherse kerk: 5524.
Van de pui van het stadhuis zijn afgeroepen: 1154 paren.
Getrouwd op het stadhuis: 685 paren.
Getrouwd bij de Lutherse gemeente: 278 paren.
Afgeroepen bij de gereformeerde kerken: 1733 paren.
Aantal doden: 7108.

Zie de site van het Stadsarchief Amsterdam voor een toelichting op de procedures die golden voor de kerkelijke dopen, (onder-)trouw en begraven. Wat gold voor Amsterdam is in de regel ook van toepassing op andere plaatsen, maar er kunnen wel degelijk verschillen zijn. Waarvan ik mij niet zo bewust was is het feit, dat scans van een groot aantal trouwregisters van de Oude Kerk, de Nieuwe Kerk, de Waalse kerk en het Stadhuis via de site van het Stadsarchief zijn in te zien, zij het tegen betaling. Zelf heb ik daar nog nauwelijks gebruik van gemaakt. Van mijn vele Amsterdamse voorouders heb ik meestal alleen de ondertrouwgegevens genoteerd.

Bij de afbeelding: Een bekendmaking uit 1695 van de Staten van Holland en Westfriesland over een belasting op het trouwen en begraven. De belasting op begraven leidde in 1696 te Amsterdam tot een groot oproer dat bekend is geworden onder de naam Aansprekersoproer. Aansprekers gingen naar familie en bekenden om te vertellen dat er iemand was overleden. Bron

3 augustus 2012

Antieke kinderfoto's

Foto: Steinberg, Sint Petersburg ca. 1862

Pas rond 1830 werd de 'moderne' fotografie uitgevonden. De oudst bekende Nederlandse foto dateert meen ik van 1838 of 1839. Daarna heeft de fotografie een grote vlucht genomen, met name ook de portretfotografie. Ongetwijfeld hebben de schilders toen veel klandizie aan de fotografen verloren, die overal in den lande studio's hadden ingericht. Wie iets in kleur wilde hebben, was in de volgende 100 jaar echter toch nog op de schilderkunst aangewezen (afgezien van achteraf ingekleurde foto's dan). Er waren ook schilders, die (deels of helemaal) zijn overgestapt op de fotografie.

De laatste jaren ben ik mij steeds meer gaan interesseren voor 19e eeuwse foto's van familie (in de ruimste betekenis van het woord). Het blijkt, dat hier en daar toch nog zeer oude fotoalbums opduiken. Dan wordt duidelijk, dat kinderen in de 19e eeuw een gewild motief waren. Er zijn prachtige opnames bij, zoals van bijgaand jongetje op een speelgoedpaard. Jammer is wel, dat lang niet altijd staat genoteerd, wie is afgebeeld. Dat we toch met enige zekerheid weten wie dit jongetje is komt door een later toegevoegde notitie van een familielid: "dit is een Tutertien". In dat geval kan het bijna niet anders, dan dat het de in 1858 geboren Hendrik Tutertien betreft, zoon van Fredrik Tutertien (koopman te St.  Petersburg) en Janna Hendrika Smelt, beiden uit Vriezenveen.

Al jaren werk ik samen met mijn 'fotoneef ' Ard, die weliswaar geen stamboomvorser is, maar die zich wel interesseert voor de resultaten van mijn onderzoek. Hij beschikt over een vrij uitgebreide  collectie van oude familiefoto's en op die manier vullen wij elkaar prachtig aan: hij de plaatjes, ik de verhaaltjes. Als volgend project denken wij aan een - verder pretentieloos - boekje met mooie zeer oude kinderfoto's (ruwweg >100 jaar oud, kinderen tot de leeftijd van een jaar of 12). We zijn nog in de verzamelfase, maar we hopen het boekje in de komende winter af te hebben.

U hoeft geen scrupules te hebben om dit idee over te nemen! Wat Ard en mij betreft mag u zelfs de primeur van zo'n fotoboekje hebben. Maar dan willen wij er wel ook van kunnen meegenieten. Afgesproken?