Translate

31 januari 2007

Taal verandert

Leesplankje in Brabants dialect. Ziet er anders uit dan het origineel, nietwaar?

Kunt u nog vlot de Statenvertaling van de Bijbel lezen en begrijpen? Ik niet. Toch was het ooit in het officiële Nederlands geschreven. Taal verandert, dat weten we al lang. Nieuwe spellingen zijn ook niet van de lucht geweest. Er is zelfs ruzie tussen het groene en het witte boekje. Het is voor een stamboomonderzoeker vaak niet gemakkelijk oud schrift te lezen. De vorm van de letters was anders, evenals de gebruikte uitdrukkingen. Een woordenboek zou handig zijn. Nou, dat bestaat, zelfs online. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de site Middeleeuws- Nederlands, waar middeleeuwse woorden worden vertaald in hedendaags Nederlands. Sinds enkele dagen beschikbaar is het Woordenboek der Nederlandse Taal op internet. Binnen dit project van de afdeling Taalbank van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (www.inl.nl) worden de wetenschappelijke woordenboeken van het oudere Nederlands zowel individueel als gecombineerd bevraagbaar gemaakt. Ondanks het feit, dat je inloggegevens moet opgeven (ik hou daar niet zo van) is het een geweldig nuttig hulpmiddel. Van harte aanbevolen! Maar neem ook eens een kijkje op Genea-Lokaal.

Beitelschipper

Na de vlotschuit van een paar dagen geleden nu een ander type schip uit een ander vaargebied: het beitelschip (of beitelaak), dat honderden jaren geleden voer op de grote rivieren. Ik kom daarop, omdat (wéér) een andere voorouder beitelschipper op de Rijn en IJssel was. Het gaat om Berent Willems Besier, geb. ca 1535, overl. 1616. Later werd hij besierder (=opzichter) van de riviertol te Zutphen. Vandaar natuurlijk ook zijn achternaam. Speurend op internet kwam ik op Binnenvaarttaal de volgende informatie tegen over het beitelschip:

"Beitelschip, Beytelschip, Beytel, Beitelaak: 17de eeuws en mogelijk nog ouder vrij primitief scheepstype. Nogal rechthoekige dwarsdoorsnede. Overnaadse zijdes, achter samenkomend tegen een vertikale steven, voor aansluitend op een brede, zo'n beetje rechthoekige, sterk vooroverhellende heve. Voerden vaak een emmerzeil en hadden vrij slanke zwaarden, die voor de mast aangehangen waren. Sommige exemplaren hadden twee zwaarden aan elke zijde".

Dat geeft al enig idee, maar een plaatje zou nog leuker zijn. Ook dat vond ik, en wel van een model (schaal 1 : 25) van Horst Tournay, een modelbouwer uit het Duitse Ratingen. Vorig jaar werden een aantal van zijn scheepsmodellen in Düsseldorf tentoongesteld. Gelukkig was het beitelschip er ook bij. Vanwaar deze naam? Omdat de boeg eruit zag als een platliggende beitel. Dit is ook te zien op een tekening in een artikel over de riviertol in Venlo (blz. 10).

25 januari 2007

Texel

Met het buureiland Vlieland heb ik persoonlijk veel meer dan met Texel. Sinds 1948 kom ik er regelmatig en de Dorpsstraat van Oost-Vlieland is een van de mooiste straten ter wereld. Ook mijn ouders en grootouders waren al Vlielandfans. Maar dat slechts ter zijde. Texel is het geboorteeiland van een aantal van mijn voorouders. Enkele namen: Duijnker, Kok, Blaauw, Kikkert, Kuil, Platvoet, Duijnmeijer, Backer. Ze zijn terug te vinden in mijn genealogische database. Er waren nogal wat zeelieden bij, en loodsen. Mede daarom vind ik de website De Reede van Texel zo interessant. Deze gaat over het Maritiem en Juttersmuseum in Oudeschild op Texel. Daar is op een maquette te zien, hoe levendig het er in de 17e eeuw op de rede van Texel aan toe ging. Soms lagen er wel 100 schepen. Wanneer ik weer eens naar Texel ga, wat een enkele keer het geval is, dan zal ik zeker die maquette gaan bewonderen. Maar de rest van wat er te zien is aan curiosa moet ook zeer de moeite waard zijn.

Wie Texelse voorouders heeft kan zeer goed terecht op de site van
Miriam Klaassen. Zij modereert ook een discussiegroep. Over de vroegere bevolking van Texel is heel veel bekend en het meeste is op deze site op te zoeken. Wie weet blijkt dan, dat we familie van elkaar zijn. Met mijn Texelse voorouders mag ik mij zelf ook wel bijna een Texelaar noemen, maar wat zou ik er veel voor over hebben te kunnen zeggen: "Ik ben een Vlielander!"

24 januari 2007

Koukleum

Een vlotschuit (zie voorgrond afbeelding) schijnt een vooral in Amsterdam gebruikt type praam te zijn geweest. "Burgerlijk Amsterdams" beschrijft de bootsvorm aldus:
"vlotschuit: eertijds (voornamelijk te A.) zekere soort van zeer vlakke lichters, zonder boord en zonder mast, die alleen bovenop beladen werden en door bomen werden voortbewogen". Een andere naam is Hollandse of Amsterdamse bok. Verder werd er ook wel werckschuit tegen gezegd. We kunnen ons daar wel wat bij voorstellen, modernere uitvoeringen noemen wij bv. dekschuit. Maar daarover straks meer.

Mijn voorvader Gerrit Willemse Onderdijck (1634-1697) was vlotschuitvoerder in Amsterdam. Ook zijn vader Willem Gerrits en grootvader Gerrit Willems hebben dit beroep uitgeoefend. Meestal waren dit mensen in stedelijke dienst, maar er waren ook bij, die voor eigen rekening voeren. In een drukke haven als Amsterdam zal er van alles en nog wat te vervoeren zijn geweest. Ga er maar van uit, dat het in de winter koud kon zijn op zo'n vlotschuit. Er was immers geen beschutting tegen de ijzige wind. Ik kan daar trouwens over meepraten. Mijn allereerste baan was leerling-ladingcontroleur in het oostelijk havengebied van Amsterdam, om precies te zijn bij het Amsterdams Havenbedrijf (AHB) aan de Sumatrakade (voor de kenners: loods Karel, loods Lodewijk en loods Martha). Ik ben daar in september 1963 begonnen en het was heel interessant werk. Ik was altijd al gek van zeeschepen, en daar kon ik mijn hart ophalen. Langs touwladders naar boven klimmen, in alle hoeken en gaten van het ruim rondkijken en lading tellen. Van boomstammen tot Philips radio's. Je werd trouwens in dat vak "boekiesgast" genoemd, omdat je altijd met een boekje in de hand rondliep. Ik vergeet bijna te vermelden, dat een week na mijn indiensttreding er een algemene staking in de haven uitbrak, waar ik dus ook aan meedeed. Weliswaar had ik geen idee, waar het over ging, maar toch! De eerste en enige keer, dat ik staker ben geweest. Boekiesgast was een leuk vak, tot het in de late herfst akelig koud werd. Want toen moest ik bv. op een open dekschuit, geladen met gigantische rollen ijzerdraad, deze de hele dag tellen tijdens het hijsen aan boord van een zeeschip. En reken maar, dat ik daar mijn wintertenen heb opgelopen! Tjonge, wat was het koud. Soms mocht je je even opwarmen bij het potkacheltje in het kajuitje van de schipper, maar ondertussen ging het laden wel door. Ik hoop dus maar, dat ik alle rollen goed geteld heb. Korte tijd later heb ik gesolliciteerd naar een kantoorbaan bij Phs. van Ommeren aan de De Ruyterkade. Daar heb ik met plezier meer dan 5 jaar gewerkt. In de winter zat ík er tenminste warmpjes bij. Net als Dirck Gerritse Onderdijck (1666-na 1734, de zoon van Gerrit Willemse), die zijdegreinwerker werd en geen schuitevoerder. Nog zo'n koukleum.

Afbeelding: Beeldbank Gemeentearchief Amsterdam

21 januari 2007

Dubbele naam

De naam Keppel Hesselink is in mijn verhalen op dit blog al meerdere keren aan bod gekomen. Inderdaad is mijn grootvader in 1879 nog met die naam geboren. Zijn vader was Cornelius Dasse Keppel Hesselink (1852-1917), die vanaf 1884 zich (en met hem zijn kinderen) echter alleen nog maar Hesselink noemde, uit zakelijke overwegingen. De dubbele naam is in de familie gekomen door diens vader, die bij zijn geboorte in 1811 de voornamen Herman Gijsbert Keppel meekreeg (Keppel was de achternaam van zijn grootmoeder). Later is hij zich KEPPEL HESSELINK gaan noemen. De derde voornaam schoof dus op naar de achternaam. Of dit een van van de 3320(!) onrechtmatig gevoerde dubbele namen is weet ik niet zeker, maar ik vermoed zo van wel. Nader onderzoek moet dit uitwijzen. In elk geval was deze truc niet ongebruikelijk in die tijd, zoals ook blijkt uit de toelichting van het Meertens Instituut op het fenomeen dubbele namen. Hij werd vooral dan toegepast, wanneer een naamsverandering bij Koninklijk Besluit niet mogelijk was. Herman Gijsbert Keppel Hesselink was getrouwd met Egberdina Anna Viëtor uit Winschoten. Juist in Groningen was het een bekend verschijnsel onder de gegoede burgerij. Als voorbeeld noem ik de "Soldaat van Oranje" naam Hazelhoff Roelfzema, die ook uit die buurt komt.

Mijn overgrootvader had dus de voornamen Cornelius Dasse (ook 'Dasse' komt van een voorouder, namelijk van zijn betovergrootmoeder Anna Dassen (1707-1794) uit Assen, die hier is afgebeeld). In het telefoonboek van Nunspeet van 1915 staat hij vermeld als C. Dasse Hesselink. Hij haalde dus nog eens dezelfde truc uit en dit met zekerheid onrechtmatig. Ook zijn weduwe Anna Jacoba van Eijk ondertekende de overlijdensadvertentie in 1917 met A.J. Dasse Hesselink-van Eijk. Zij hadden dus kennelijk ook een fascinatie voor dubbele namen. Ik niet zo, want voor €390 zou ik eventueel de Koningin kunnen verzoeken mijn achternaam te wijzigen. Immers, als reden kan ik opgeven, dat bij de geboorteinschrijving van mijn vader in 1908 het naamdeel Keppel is vergeten, en bij mij dus ook eigenlijk. Toch doe ik het niet. Jawel, 390 eurootjes is een hoop geld, maar dat is niet de voornaamste reden. Afgezien daarvan, dat de naam Keppel Hesselink mogelijk illegaal gevoerd werd (namelijk zonder Koninklijk Besluit) en ik dat nogal knullig zou vinden, hou ik het gewoon op de naam, die ik bij mijn geboorte heb gekregen. Bij vergissing of niet. Punt.

14 januari 2007

Revamp

Hoewel een genealoog vaak in het verleden zit te spitten, moet hij ook met zijn tijd mee kunnen gaan. Vandaar dat ik na twee jaar GIJS'geneaLOG het nodig vond het aanzien van het blog te moderniseren. Amerikanen hebben daar een mooi woord voor: Revamp. De typische kenmerken van het 'merk', zoals kleurstelling en lettertype, worden daarbij behouden. Zodat het goed herkenbaar blijft. Trouwe bezoekers (en die zijn er, met dank!) zullen dit meteen hebben opgemerkt. Dat wil niet zeggen, dat de ultieme vorm al is gevonden, er zal de komende dagen nog aan worden gesleuteld. Omdat ik geen heel erg ervaren websitebouwer ben zal dat nog moeite genoeg kosten. Maar al doende leert men en u bent gewaarschuwd.

Dan wil ik de gelegenheid te baat nemen u te wijzen op een andere revamp, nl. de geheel herziene uitgave van de gids "Internet bij stamboomonderzoek" samengesteld door Yvette Hoitink en Jeroen van Luin. Het is online te bestellen via het CBG. De boekhandel kan het ook leveren, maar dan moet u een andere kleur van het kaft voor lief nemen (Bruna, ISBN 9789022950241, paperback, prijs €12,95). GIJS'geneaLOG wordt daarin lovend genoemd (alweer dank!). Zoals u allicht weet heeft stamboomonderzoek er met de komst van internet een dimensie bijgekregen. Deze gids beschrijft de vele mogelijkheden die internet biedt voor zowel de beginnende als de gevorderde stamboomonderzoeker, zoals begin van het stamboomonderzoek, online onderzoek op Nederlandse en buitenlandse websites, archiefbezoek voorbereiden, publicaties van anderen zoeken, aanvullende informatie zoeken, beeld- en mediabanken, publiceren en uitwisselen van gegevens.

De auteurs zijn beiden ervaren stamboomonderzoekers en werken als ICT-adviseurs voor het Nationaal Archief. Met de technieken en websites die de auteurs aanreiken kunt u zelf aan de slag met uw familiegeschiedenis. Houdt u mij op de hoogte van uw vorderingen?

10 januari 2007

Kwartier

Wat een kwartier is weet zelfs een klein kind: een kwart van een uur. En een uur is gelijk aan 60 minuten, een kwartier is dus 15 minuten. Geen speld tussen te krijgen. Maar een genealoog had ook een ander antwoord kunnen geven: een kwartier is een voorouder. Ook hij heeft volkomen gelijk. Raar eigenlijk, wat bedoelt hij daar dan mee? Nou, dat kan hij (of ik) wel uitleggen, maar het blijft toch een beetje moeilijk. Daar gaat 'ie:

Een veel gebruikte manier om je met stamboomonderzoek bezig te houden is de volgende: Begin bij jezelf en ga vervolgens na, wie je ouders zijn. Uiteraard zijn dat er twee, namelijk je vader en je moeder. Vervolgens wil je weten, wie hun ouders (dus jouw grootouders) zijn. Dat zijn er dus vier. Zo kun je door gaan met je overgrootouders, betovergrootouders, oudouders, etc, etc. In iedere eerdere generatie wordt het aantal voorouders verdubbeld, iedereen heeft immers een vader en een moeder. In vaktaal heet een dergelijk onderzoek het opstellen van je kwartierstaat. Elke voorouder in een dergelijk overzicht wordt een kwartier genoemd. Waar dat woord vandaan komt? Waarschijnlijk uit de middeleeuwen. Ridders te paard deden mee aan toernooien, waarbij ze sportief streden met andere ridders. De schone jonkvrouwen keken daarbij toe. De ridders waren vaak niet goed te onderscheiden, gekleed als ze waren in maliënkolders en harnassen. De vizieren van hun helmen waren gesloten. Ze voerden een teken om zich van hun tegenstanders te onderscheiden, en vaak waren dit de familiewapens van hun vier grootouders. Ze schilderden deze op hun schild, op een manier, zoals afgebeeld (het betreft hier trouwens het wapen van de stad Gelsenkirchen). Ieder wapen nam dus een kwart van het schild in. Dit was het begin van de kwartierstaat. De Engelse term is pedigree, Amerikanen gebruiken ook vaak het Duitse woord Ahnentafel.

1 januari 2007

Nefretete

Over de artikelenserie Dubbelgangers uit de jaren '30 van de vorige eeuw van de hand van prof. J.F. van Bemmelen schreef ik al eens eerder (zie archief oktober 2005). Een aardig verhaal in dit verband is de treffende gelijkenis tussen de Egyptische koningin Nefretete, die leefde rond 3000 jaar voor onze jaartelling, en een Engelse stenotypiste, Miss E.C. Butt. Nefretete moet indertijd zo'n beetje de mooiste vrouw in het Nijlgebied zijn geweest. De antropoloog Dalton ontdekte de grote gelijkenis en demonstreerde deze wetenschappelijk in het Brits Museum. Hij hield daar een lezing over dubbelgangers, toen mej. Butt de zaal binnenkwam met eenzelfde hoofdbedekking als Nefretete (een kopie van het beroemde beeld stond op tafel). Haar gelaatstrekken, de neuslijn, de mond en speciaal de ogen wezen op een dusdanige gelijkvormigheid met het gezicht van koningin Nefretete, dat de twee niet van elkaar te onderscheiden waren. Dalton verwees naar de theorie van prof. van Bemmelen, dat dubbelgangers op de een of andere manier met elkaar verwant moeten zijn. Miss Butt zou dus Egyptische voorouders moeten hebben gehad. Ik vond dit in de historische krantencollectie van de KB, en wel stond het in Het Vaderland van 15-2-1930. Dit is toch een sensationele vondst! En in ieder geval een aardige theorie.

Ieder mens heeft volgens deze wetenschapper Dalton een of meerdere dubbelgangers, alleen weet hij of zij het niet. Een jaar of wat geleden ontmoette ik diverse malen een studiezaalambtenaar op het gemeentearchief van Amsterdam, die maar niet kon geloven, dat ik niet een bepaalde persoon uit Winterswijk was. Ik zou daar werkelijk sprekend op lijken. Nou ligt Winterswijk in de Achterhoek, en mijn voorouders in rechte mannelijke lijn komen uit die streek (Varsseveld om precies te zijn), dus die gelijkenis zou best genetisch bepaald kunnen zijn. Als ik tenminste Dalton en Van Bemmelen mag geloven. En dat doe ik wel een beetje.