Translate

27 februari 2005

Zorgeloosheid en onverschonelijke desattentie

In mijn kwartierstaat komen nogal wat Texelaars voor. Geen wonder: mijn overgroot-moeder heette Antje Duinker (1852-1924). Op de ene foto is zij afgebeeld, het andere portret is van haar man Tobias Snel (1843-1913). Zelf is zij in Amsterdam geboren, maar haar grootvader was nog loods op Texel. Dat was voor de tijd, dat het Noordhollands Kanaal werd gegraven, want toen kwam de klad in dat beroep. Deze grootvader was getrouwd met een meisje Kok, ook al een onvervalste Texelse uit een loodsenfamilie. Het volgende verhaal betreft haar oom Jan Dirksz Kok. Lees en huiver!






Gravure naar een tekening uit 1781 van Carel Frederik Bendorp (1736-1814)


Vlak na de Slag bij de Doggersbank op 5 augustus 1781 verzeilde de Texelse loods Jan Dirksz Kok 's lands schip "Prins Willem". Op 14 september van dat jaar raakte het oorlogsschip aan de grond op de Zuiderhaaks. Zoals gebruikelijk was, werd niet de kapitein Nicolaas de Bruijn maar de loods verantwoordelijk gehouden voor dit ongeval. Hij werd direct geboeid naar een van de andere landsschepen gebracht, die toen bij Texel lagen. Later werd Jan Kok eerst vervoerd naar "de Admiraal Generaal" en daarna werd hij gevangen gehouden op het schip "de Princes Royaal". Aanvankelijk was hij aan handen en voeten geboeid, maar na een poosje mocht hij overdag zonder boeien op het schip rondlopen en sliep hij 's nachts geboeid aan de handen in een hangmat. Op 19 en 25 oktober werd hij door de krijgsraad aan boord van 's lands schip "de Boreas" in het Nieuwediep verhoord. Al die tijd zette hij geen voet aan wal. De situatie waarin Jan Kok verkeerde was hoogst uitzonderlijk. Normaliter zou de Texelse baljuw het voorval gemeld hebben aan de Commissarissen van de Pilotage, waarna Jan zich bij hen had moeten verantwoorden voor zijn handelen. De commissarissen werden echter buiten spel gezet door de Hoge Zeekrijgsraad, die op 1 november aan boord van "de Zwaluw" uitspraak deed. Jan werd veroordeeld wegens zorgeloosheid en onverschonelijke desattentie, waardoor hij het land een important nadeel had toegebracht. Volgens de uitspraak van de krijgsraad kreeg hij de volgende straf:
- drie maal van de ra vallen
- daarna strengelijk geleerd
- ontzegging van zijn loodsmanswerk
- betaling van de kosten van het proces en van de hoge zeekrijgsraad

Aldus geschiedde, waarna Jan al snel weer op Texel terugkeerde. De krijgsraad had Jan Kok zijn loodsboekje (loodsmansordonnantie) en loodsteken afgenomen. De Commissarissen van de Pilotage weigerden echter deze aan te nemen. Volgens de commissarissen was Jan door hen aangesteld, en konden zij hem alleen uit zijn ambt ontzetten. In feite accepteerden ze het gezag van de krijgsraad niet, en dit staafden ze ook met een aantal eerdere gevallen waarbij een loods een 's lands schip had verzeild. De commissarissen deden zelfs hun beklag tijdens een audiëntie bij Willem, de prins van Oranje. De uitspraak van de krijgsraad werd niet teruggedraaid, maar wel werd afgesproken dat dit geval niet beschouwd zou worden als jurisprudentie.

In de zomer van 1782 verscheen Jan Kok bij de vergadering van de commissarissen met een verzoek tot rehabilitatie. Aangezien hij niet door hen was gestraft, konden ze daar niet toe overgaan, maar ze ondersteunden zijn verzoek wel met een brief."
Bron: RANH Pilotage inventarisnummer 4.
© Miriam Klaassen 2001

(Zie verder de Texel pagina van Miriam Klaassen)

1 opmerking:

Gijs Hesselink zei

Onder de talrijke hekelschriften op het vastzeilen van 's Lands schip Prins Willem, 14 Sept. 1781, ook een gedicht van Betje Wolff:

Wy zyn uit Goeree gevaaren,
Om voor 't Land ten strijd te gaan,
En wy moeten door de baaren
't Schip hier zien aan splinters slaan.