Koukleum
Een vlotschuit (zie voorgrond afbeelding) schijnt een vooral in Amsterdam gebruikt type praam te zijn geweest. "Burgerlijk Amsterdams" beschrijft de bootsvorm aldus:
"vlotschuit: eertijds (voornamelijk te A.) zekere soort van zeer vlakke lichters, zonder boord en zonder mast, die alleen bovenop beladen werden en door bomen werden voortbewogen". Een andere naam is Hollandse of Amsterdamse bok. Verder werd er ook wel werckschuit tegen gezegd. We kunnen ons daar wel wat bij voorstellen, modernere uitvoeringen noemen wij bv. dekschuit. Maar daarover straks meer.
Mijn voorvader Gerrit Willemse Onderdijck (1634-1697) was vlotschuitvoerder in Amsterdam. Ook zijn vader Willem Gerrits en grootvader Gerrit Willems hebben dit beroep uitgeoefend. Meestal waren dit mensen in stedelijke dienst, maar er waren ook bij, die voor eigen rekening voeren. In een drukke haven als Amsterdam zal er van alles en nog wat te vervoeren zijn geweest. Ga er maar van uit, dat het in de winter koud kon zijn op zo'n vlotschuit. Er was immers geen beschutting tegen de ijzige wind. Ik kan daar trouwens over meepraten. Mijn allereerste baan was leerling-ladingcontroleur in het oostelijk havengebied van Amsterdam, om precies te zijn bij het Amsterdams Havenbedrijf (AHB) aan de Sumatrakade (voor de kenners: loods Karel, loods Lodewijk en loods Martha). Ik ben daar in september 1963 begonnen en het was heel interessant werk. Ik was altijd al gek van zeeschepen, en daar kon ik mijn hart ophalen. Langs touwladders naar boven klimmen, in alle hoeken en gaten van het ruim rondkijken en lading tellen. Van boomstammen tot Philips radio's. Je werd trouwens in dat vak "boekiesgast" genoemd, omdat je altijd met een boekje in de hand rondliep. Ik vergeet bijna te vermelden, dat een week na mijn indiensttreding er een algemene staking in de haven uitbrak, waar ik dus ook aan meedeed. Weliswaar had ik geen idee, waar het over ging, maar toch! De eerste en enige keer, dat ik staker ben geweest. Boekiesgast was een leuk vak, tot het in de late herfst akelig koud werd. Want toen moest ik bv. op een open dekschuit, geladen met gigantische rollen ijzerdraad, deze de hele dag tellen tijdens het hijsen aan boord van een zeeschip. En reken maar, dat ik daar mijn wintertenen heb opgelopen! Tjonge, wat was het koud. Soms mocht je je even opwarmen bij het potkacheltje in het kajuitje van de schipper, maar ondertussen ging het laden wel door. Ik hoop dus maar, dat ik alle rollen goed geteld heb. Korte tijd later heb ik gesolliciteerd naar een kantoorbaan bij Phs. van Ommeren aan de De Ruyterkade. Daar heb ik met plezier meer dan 5 jaar gewerkt. In de winter zat ík er tenminste warmpjes bij. Net als Dirck Gerritse Onderdijck (1666-na 1734, de zoon van Gerrit Willemse), die zijdegreinwerker werd en geen schuitevoerder. Nog zo'n koukleum.
Afbeelding: Beeldbank Gemeentearchief Amsterdam
Geen opmerkingen:
Een reactie posten